Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-04-2018

Aartspriesters en aartspriesterschappen in Nederland.

betekenis & definitie

In N e d e r l a n d werden na de hervorming de priesters die tusschen den apostolischen vicaris en de gewone pastoors stonden, a. genoemd. De Holl. zending was in 16 aartspriesterschappen verdeeld. Maar toen in 1727 het bestuur over dit gebied direct door den internuntius van Brussel (vice-superior) werd waargenomen, werd de geheele zending in 9 a.-schappen (Kleef en Lingen medegeteld) verdeeld en kregen de a. uitgebreide bevoegdheden en stonden boven de dekens. Zij droegen de geestelijken ter benoeming aan den vice-superior voor en zorgden voor de verdeeling der H.

Oliën. Deze regeling duurde tot aan het herstel der bissch. hiërarchie (1853). De voornaamste aartspriesters worden afzonderlijk onder hun eigen naam behandeld.

Lit.: A. H. L. Hensen en A. H. Beekman, De R.K. Kerk in het koninkrijk der Ned.; Geschiedk. Atlas van Nederland (1926, 6). Post.

< >