F r a g a r i a, kruidachtig plantengeslacht met uitloopers, wortelstandige, langgeste.elde en drietallige bladeren, witte bloemen en vleezige schijn-vruchten (bei), die bestaan uit den opgezwollen bloembodem met de daarop zittende harde pitjes, die de vruchten zijn (dopvruchtenl. De kleine Eur. a. (F. v e s c a l. e n F. e l a t i o r Ehrh.) wordt hier minder gekweekt dan de grootvruchtige Virginische a. (F.
Virginiana Mill.) en Chileensche a. (F. grandiflora Ehrh.) en haar bastaarden. Vroeg fruit, daarom belangrijk tuingewas. Naast de vollegrondteelt een uitgebreide vervroeging onder glas. Gekweekte a. zijn meestal niet zaadvast en worden door uitloopers voortgeteeld, waardoor men zonder de noodige selectie gemakkelijk ziekten en vijanden meesleept. De a. behoort tot de fam. der roosachtigen en het geslacht Fragaria telt een tiental soorten, die in de gematigde streken van het N. halfrond en in Chili voorkomen. In Nert. en België komt de F. v e s c a of bosch-a. in het wild algemeen voor.Lit.: O. Macherauch, Beerenobstkulturen (1929).
Robyns.