Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

VERLOVING

betekenis & definitie

(1) was reeds in het O.T. de gewone inleiding tot het huwelijk. Soms hadden de toekomstige bruidegom en bruid elkander reeds verkozen, maar meestal werd het huwelijk door de ouders geregeld, al kwam het voor, dat de toestemming van de bruid werd gevraagd (Gen. 24 :58).

Bij de verloving moest de bruidegom het bruidsgeld geheel of gedeeltelijk aan de vader van het meisje betalen, als vergoeding voor het verlies van de dochter. Daarna golden de verloofden practisch voor gehuwden, zij heetten althans man en vrouw, maar bleven gescheiden leven tot de dag van het huwelijk.

Omdat de verhouding van Jahweh tot zijn volk vaak als een huwelijksverhouding wordt voorgesteld (2 Overspel en Verbond), welke plechtig op de Sinaï bij de verbondssluiting werd begonnen, beschouwt de Bijbel de tijd van de uittocht uit Egypte tot aan het verbond op de Sinaï wel als Israels verlovingstijd (Jer. 2 : 2; Ez. 16 : 8). j. v. D.(2). Verloving is eigenlijk het afleggen van een wederzijdse trouwbelofte, maar vaak spreekt men reeds over verloofden waar men een jongen en een meisje bedoelt die alleen verkering hebben, d.w.z. geregelde omgang met elkaar met het oog op een huwelijk. Volgens het kerkelijk recht zijn voor de rechtsgeldige trouwbelofte bepaalde formaliteiten nodig. Waar deze ontbreken, zoals dat in Nederland en België over het algemeen het geval is, verklaart hetzelfde recht haar ook voor het geweten ongeldig. Een trouwbelofte in de voorgeschreven vorm verplicht tot het aangaan van het huwelijk, tenzij zij ontbonden wordt door onderling goedvinden, door dispensatie van de H. Stoel of door opzegging bij een gegronde reden.

Zij laat echter nooit een rechtsvordering toe tot het aangaan van het huwelijk doch alleen tot het vergoeden van schade, die door de niet-naleving aan de andere partij is veroorzaakt (can. 1017). Het Nederlands Recht kent alleen een vordering tot vergoeding der werkelijk in goederen geleden verliezen, wanneer de trouwbelofte na de huwelijksafkondiging verbroken is. Het Belgisch Recht kent geen wettelijk bindende verloving. Verbreking van trouwbeloften geeft er slechts aanleiding tot een vraag van schadevergoeding, waarbij het bewijs geleverd moet worden dat er bedrog gepleegd is en dat de vrager geen schuld heeft.

Verkering en verloving vinden haar zin en rechtvaardiging in de voorbereiding die het huwelijk behoeft. Omdat het huwelijk een band voor het leven is van zeer bijzondere en diep ingrijpende aard, wil men terecht de andere partij voldoende kennen, alvorens tot de huwelijkssluiting over te gaan. Deze kennis betreft niet alleen elkanders eigenschappen, maar vooral ook de mogelijkheid om voor elkander de liefde te koesteren die het huwelijk vraagt. Het eigene van verkering en verloving is echter, dat zij worden aangegaan op grond van een genegenheid, die, haar verdere ontplooiing verwachtend, reeds het verlangen naar het huwelijk bevat en een voorlopige wil en belofte daartoe manifesteert. Daarom wordt het terecht als oneerlijk beschouwd de verkering door te zetten, wanneer men van het huwelijksplan heeft afgezien. De gerichtheid op het huwelijk maakt de verkering echter vooral tot een taak.

Zij dient in de eerste plaats benut te worden om zich samen op een gelukkig huwelijk voor te bereiden. Dit vraagt niet alleen toeleg op de nodige bekwaamheden doch ook op deugd en christelijk leven. Men is de ander verplicht zijn liefde te laten groeien tot groter offervaardigheid en onzelfzuchtigheid en haar een steeds sterkere geestelijke inslag te geven. Dit vraagt bestrijding van eigen gebreken, groeiende verdraagzaamheid en een eerbied en bezorgdheid voor de ander, die de zelfbeheersing vanzelfsprekend maken. De aard der genegenheid, die aan de verkering ten grondslag ligt, dringt tot genegenheidsbetuigingen die anders zijn dan die tussen gewone vrienden. Zij vinden haar rechtvaardiging in het feit dat men vanwege de aard der echtelijke liefde moet weten, of men elkander ook affectief verstaat.

Maar daar op het gebied van de daden, die op de geslachtelijke bevrediging gericht zijn, de verloofden niets geoorloofd is wat ook andere met-gehuwden verboden is, moeten zij zich in deze betuigingen met wijze voorzichtigheid weten te beperken. De maat ervan moet bepaald worden door een eerbiedige liefde en oprechte bezorgdheid voor elkanders kuisheid. Daar de genegenheid der verkering tot deze betuigingen neigt en zij van nature een verder voerende kracht bezitten, is de tijd der verkering ook een tijd van gevaren, die een beroep doet op wijze voorzichtigheid en bijzondere maatregelen. Daarom vraagt de verkering een intenser godsdienstig leven en een aanvaarding van de bescherming der bestaande christelijke verkeringszeden. Waar deze terecht als niet meer bij onze tijd passend beoordeeld worden, behoort men andere beschermende omstandigheden te zoeken en in te voeren. De verkering behoort niet te beginnen, voordat er redelijke vooruitzichten zijn, dat men binnen niet al te lange tijd kan huwen.

Het aangaan en de wijze van verkering mag ook niet onttrokken worden aan het ouderlijk gezag, dat ook in dezen het welzijn der kinderen te behartigen heeft. Vanwege de grote gevaren van het door de Kerk verboden gemengde huwelijk behoort men geen gemengde verkering aan te gaan. Een verkering met de beslissing in ieder geval te trouwen, ook eventueel zonder dispensatie, is in ieder geval grote zonde. Ook de hoop op een dispensatie zonder dat daarvoor van de kant der verloofden uit goede redenen aanwezig zijn, neemt deze zondigheid niet weg. Hoopt men op de bekering van de andere partij, dan moet de verkering toch ernstig onvoorzichtig heten, wanneer deze hoop niet gegrond is op degelijke redenen. zie Huwelijk (Gemengd huwelijk). A.

V. R.

< >