(Gr.: theos, God, en sophia, wijsheid) is een wereld- en levensbeschouwing, die door bespiegeling en mystieke ervaring het goddelijke, de laatste realiteit achter de dingen, poogt te benaderen. Bij het woord theosophie denkt men vooral aan de in de moderne tijd door Helena P.
Blavatsky en Annie Besant ontstane beweging. Oudere vormen van theosophie vindt men echter reeds in de wijsheid der antieke mysteriën, het speculatieve denken van Neo-Platonisme en Gnosticisme, de theosophie van het Boeddhisme of het mystiekspeculatieve systeem van een figuur als Jakob Böhme.
De verwantschap van deze oudere met de moderne theosophie ligt vooral in het zoeken over en weer naar een schouwend weten betreffende het ware zijn; in het accent op een esoterische, enkel voor ingewijden geheel toegankelijke wijsheid; in de min of meer pantheïstische speculatie over een Wereldgrond en de daaruit voortvloeiende kosmos. De ideeën der moderne theosophie leert men het beste kennen uit de hoofdwerken van mevrouw Blavatsky (die beweerde een deel van haar wijsheid te danken te hebben aan wijze mannen, die zij in de omgeving van de Himalaya ontmoet zou hebben, de „Mahatma's van Tibet”) en uit geschriften van Annie Besant.
Volgens deze leer komt de goddelijke wijsheid in verschillende godsdiensten en stelsels van filosofie door „goddelijke mensen” als Boeddha en Jesus tot openbaring. Een hoofdidee van deze wijsheid is de leer van karma en reïncarnatie: de mens leeft op aarde in telkens nieuwe incarnaties (belichamingen), daarbij oogstend, hetgeen hij in een vorig leven gezaaid heeft, en geroepen om geleidelijk op te klimmen tot die toestand van volmaaktheid, waarbij de ziel in het oneindige van het Nirwana verzinkt.
In beginsel hebben alle mensen deel aan het leven van de godheid. De voor de moderne theosophie zo gewichtige gedachte ener „Universele Broederschap” is hierop gefundeerd.
Wat de anthropologie betreft onderscheidt men zeven lichamen: naast een stoffelijk bijv. een astraal lichaam. De beweging der moderne theosophie kan men laten aanvangen op 17 Nov. 1875, de datum waarop mevrouw Blavatsky met kolonel Olcott en de advocaat W.
Q. Judge te New York de Theosophical Society stichtte.
In 1878 werd de eerste afdeling in Engeland opgericht, en werd ook het hoofdkwartier in India gevestigd, destijds in Benares, later te Bombay, en thans zetelend te Adyar bij Madras.Voor en na hebben verschillende groepen zich losgemaakt van de oorspronkelijke beweging.
1. Na de dood van Blavatsky in 1891 stichtte een groep in Amerika onder Judge De Universele Broederschap en liet Theosophisch Genootschap.
2. De afsplitsing onder Rudolf Steiner, die aanvankelijk secretaris van de Theosophische Vereniging in Duitsland was, doch tot nieuwe ideeën kwam en in 1913 de Anthroposophische Gesellschaft stichtte, waaruit de belangrijke beweging der moderne anthroposophie zich snel heeft ontwikkeld.
3. De Orde van de Ster van het Oosten met Krisjnamoerti als hoofdfiguur, gedurende enige jaren een vrij belangrijke, zelfstandige beweging. 4. ook de Vrij-Katholieke Kerk, gesticht door C. W. Leadbeater, kan als een aftakking der moderne theosophie worden beschouwd. G. s.