(1475-1564), een der grootste kunstenaars van de Renaissance, schilder, bouwmeester en beeldhouwer, begon zijn loopbaan in het atelier van Ghirlandajo. Hij was voornamelijk beeldhouwer, ook in zijn schilderingen.
Slechts weinige van zijn schilderijen zijn over. Het beroemdst zijn zijn wandschilderingen van de Sixtijnse kapel te Rome, een opdracht van paus Julius II.
Hij werkte hieraan van 1508 tot 1512. Op een steiger op de rug liggend, lijdend aan oogontstekingen en rugpijn, schilderde hij de 343 figuren.
De voorstellingen zijn op de Bijbel gebaseerd: schepping, zondvloed, profeten, de bevrijdingen van het uitverkoren volk (Esther, de koperen slang, David, Judith). Pas in 1541 schilderde hij op de achterwand het laatste oordeel.
De schilderingen bevinden zich in slechte toestand door hars en rook, vocht en overschilderingen van de naaktfiguren door Daniele da Volterra. Van zijn beeldhouwwerken zijn de meest beroemde de „piëta” in de St.
Pieter en de Davidfiguur. Een door paus Julius II voor zichzelf besteld grafmonument moest Michelangelo halverwege onvoltooid laten, door intriges van zijn grote vijand, de architect Bramante, die de paus wist te overtuigen, dat de vervaardiging van een grafmonument een slecht voorteken was.
Hij bouwde ook mee aan de St.
Pieterskerk en schreef gedichten, waaruit zijn sombere, verbitterde en eenzame natuur spreekt.
In zijn latere leven staat hij, wat zijn werk betreft, op de grens van Renaissance en Barok. p. K.