betekent in de spreektaal de gehele samenleving of, in tegenstelling tot de staat als geordend rechts- en machtsinstituut, het geheel van vrije verbanden en groepen. Hierbij wordt gedacht aan de gemeenschap als draagster van geestelijke (culturele en morele) waarden enerzijds, van het economisch produceren anderzijds.
Deze maatschappij was weinig georganiseerd sinds de Franse Revolutie de standen en corporaties had opgelost; heden ten dage is het streven wederom op de groei van zulk een organische maatschappij in moderne vorm gericht.In technisch-sociologische zin wordt het begrip maatschappij (Duits: Gesellschaft) gesteld tegenover dat der gemeenschap, die een spontaan zich ontwikkelende samenlevingsvorm aanduidt; het betekent dan het georganiseerde gemeenschapstype met hiërarchische verhoudingen en met bewuste aanwending van bepaalde middelen tot het bereiken van een gesteld doel. Bij Tönnies, op wie deze onderscheiding teruggaat, staat dit maatschappelijk streven altijd in dienst van de egoïstische bedoelingen der leden, maar deze zienswijze is thans verlaten. Andere indelingen van de maatschappelijke verbanden bestaan hierin, dat men onderscheidt tussen die, welke op natuurlijke grondslag berusten en dus natuur-noodzakelijk heten, nl. de staat en het gezin, en die welke op vrije zelfbepaling steunen. Nog wordt onderscheiden in volledige en niet volledige, anders gezegd volmaakte en niet volmaakte maatschappijvormen, al naar gelang het goed dat zij beogen een afsluitend karakter draagt (bijv. de staat), terwijl de andere alle slechts het tot stand brengen van een partieel goed beogen. Tenslotte kan men tegenover de natuurlijke gemeenschappen die van de bovennatuurlijke orde stellen, de Kerk nl., die, hoewel naar het uiterlijke hiërarchisch en juridisch gevormd, innerlijk bestaat in de genadegemeenschap der gelovigen met Christus en tot elkander.
Meer wijsgerig gezien is dan de maatschappij een eenheid van velen, die gelegen is in het nastreven van een gemeenschappelijk doel. Dit betekent een. werkelijke eenheid der op elkaar betrokken handelingen en mensen, die een geheel uitmaken, en niet alleen maar een eenheid van gedachte. Zulk een eenheid heeft ook een eigen karakter en eigen handelingen, die als zodanig de individuele handelingen te boven gaan; een leger bijv. heeft tot eigen act het behalen der overwinning, het tot staat georganiseerde volk bereikt het algemene welzijn, d.i. de welvaart van het gehele volk als zodanig. Een maatschappelijk geheel is dan ook drager van eigen rechten en plichten, waarvoor de leiders der gemeenschap optreden. Maar het is als geheel in de verenigde delen zelf gelegen en niet daarbuiten of daarboven; aanhangers van superrealistische maatschappijopvattingen, zoals de organisistische stelsels (Spencer, Gumplovicz, Schaeffle) houden, dat de gemeenschap een soort superwezen is, waarin de individuen op- en tenslotte ondergaan. Voor het individualisme daarentegen is de maatschappij alleen een door onderlinge verdragen verbonden veelheid. F. w.