voor iedere waarlijk gelovige was een der stellingen van de hervormers, welke op het Concilie van Trente werden afgewezen, voorzover daarmee bedoeld werd een geloofszekerheid in strikte zin, waaraan een openbaring beantwoordt. Het heil der afzonderlijke, nog levende individuen, zo wil Trente zeggen, behoort niet tot het geopenbaarde geloofsgoed.
Wie anders meent, houdt onvoldoende rekening met de staat van beproeving, waarin elke mens hier op aarde nog gesteld staat.In de discussie tevoren hadden vooral de Scotisten sterk gewezen op het onderpand en zegel der objectieve sacramentele genade-bedeling. Ook subjectief is aan de hoop een profetische verzekerdheid eigen, welke echter het „wij” der Kerk als subject veronderstelt (zie Rom. 8), waar binnen slechts het „ik” zich mag melden. „De hoop straalt enkel onder ons” (G. Marcel).
De Katholiek stelt in tegenstelling met de Kerken der Reformatie dat de Kerk altijd door de Geest in de trouw aan de Heer zal bewaard blijven maar dat er in in ieder van ons afzonderlijk de mogelijkheid blijft van een uitvallen uit deze Christusgemeenschap door het verraad aan de geloofsovergave, waardoor het isolerende „ik” ook van zich zelf vervreemdt. Als gelovige kan ik m.a.w. slechts mijn heil belijden doch ik weet tegelijk, hoe ik nog niet definitief in dit geloof bevestigd ben. Het is de paradox van Phil. 2 : 12 v.: „bewerkt uw heil met vrezen en beven; want God is het, die naar zijn welbehagen in u het willen uitwerkt en het handelen” (vgl. i Kor. 9 : 19 vv.; 10 : 1 vv.; 2 Kor. 5 : 5 en geheel de nieuwtestamentische vermaning met daarin de functie van het eindoordeel).
j. w.