Friedrich (1892), Duits godsdiensthistoricus van katholieke afkomst, hoogleraar te Marburg en leider van de Hoogkerkelijke Beweging in Duitsland, legde aanvankelijk (Das Gebet, 1918; Der Katholizismus, 1923) ten koste van de objectiviteit van dogma en Kerk sterke nadruk op de subjectieve vroomheid (mystiek) en zocht op modernistische wijze een synthese tot stand te brengen tussen de protestantse religie der vertwijfeling en de katholieke religie der hoop, waarbij hij als eerste het woord „evangelische katholiciteit” gebruikte (Evangelische Katholizitat, 1926). Vol aandacht voor de rijke katholieke vroomheidsvormen kwam hij tot een pleidooi voor de Mariaverering en tot oprichting ener Franciscaanse Derde Orde.
Ook de mystiek der Oosterse religie genoot zijn warme waardering en vormde een bestanddeel van zijn oecumenisch denken. Onder invloed van de meer obj ectief-gerichte tijdgeest kwam hij geleidelijk aan tot meer objectief-kerkelijke waarderingen.
Zijn oecumenische gezindheid vertoont sterk katholiserende karaktertrekken en heeft een sterke voorliefde voor een episcopale kerkstructuur. j. c. G.