hoofdstad van de Romeinse provincie Asia, waar de apostel Paulus een centrum van zijn werkzaamheid heeft gevonden en zich een der belangrijkste gemeenten in Klein-Azië gevormd heeft, in welker midden, volgens de overlevering, ook de apostel Johannes gewoond heeft, is met verloop van tijd een belangrijke bisschopszetel geworden. Een hoogtepunt van ontwikkeling bereikte het in 431, toen het 3de oecumenische concilie er werd gehouden.
Dit concilie veroordeelde Nestorius’ leer als ketterij en zette hemzelf af als bisschop van Constantinopel. Ook in de zaak van Eutyches, de kloosteroverste te Constantinopel, die in 448 door een synode aldaar was afgezet als predikant, heeft het door keizer Theodosius II bijeengeroepen concilie te Ephese (449) zich achter de bisschop van Alexandrië geschaard.
Dit was toen Dioscorus, die de rehabilitatie van Eutyches wist te bewerkstelligen en daarentegen de afzetting van Flavianus van Constantinopel en van verschillende andere bisschoppen in het Oosten door te zetten. Paus Leo I weigerde evenwel deze uitspraken goed te keuren en betitelde het concilie als roverssynode.
Zijn oordeel vond instemming op het 4de oecume-nische concilie te Chalcedon (451). Sedertdien stond de bisschop van Ephese onder het patriarchaat van Constantinopel (zie kaart Reizen van Paulus).