zijn een groep papyri, die tussen de jaren 1893-1908 werden gevonden in ruïnes op een eilandje in de Nijl: Elefantine. Pas sinds kort is de ware geschiedenis van deze vondst bekend geworden.
In 1893 kocht de Egyptoloog F. Wilbour van enkele boerenvrouwen te Assuan een verzameling papyri, die uit de ruïnes van Elefantine afkomstig bleken te zijn.
Hij wist niet precies wat de waarde er van was en consulteerde daarom, gelijk eerst nu is gebleken, prof. A.
H. Sayce te Oxford, die hem mededeelde, dat het Aramese teksten waren.
Wilbour hield verder de papyri in petto met de bedoeling ze zelf te zijner tijd uit te geven. Hij stierf echter reeds in 1896, vermaakte ze aan zijn dochter, die ze in een kist bij andere handschriften in een pakhuis liet plaatsen en ze bij haar dood in 1947 aan het Brooklyn Museum te New York naliet.
Kort na de dood van Wilbour hadden de fellah’s (boeren) echter vele andere papyri uit Elefantine aan allerlei instanties weten te verkopen, zowel Griekse als Aramese, welke successievelijk werden gepubliceerd. De grote verrassing kwam echter in 1947 toen conservators van het Brooklyn Museum te New York de erfenis van Wilbours dochter gingen onderzoeken en een ander tot dan toe onbekend gedeelte van de Elefantine-papyri vonden.
Deze zijn in 1953 uitgegeven.Deze teksten stellen ons in staat ons een beeld te vormen van een joodse gemeente in de diaspora uit de 5de eeuw voor Christus. Uit deze papyri blijkt, dat de joodse kolonisten te Elefantine niet slechts een synagoge hadden, maar zelfs een tempel waarin offers aan Jahweh werden gebracht. Bijbelteksten werden niet gevonden; het is echter mogelijk, dat deze verbrand zijn bij de verwoesting van de tempel door Egyptische priesters, waarvan in deze papyri sprake is. Wel vond men de Aramese tekst van de Spreuken van Achikar.
j. v. D.