Nes
I. v. (-sen), (inz. in aardrijkskundige namen) landtong, aan scherpe bochten van rivieren of aan de zee gelegen; (ook) schor, aanslibbing, buitendijks land (b.v. in Renesse, Scherpenisse). II. bn. bw., 1. (Zuidn.) zacht, week: een nes ei, zacht gekookt; nes brood; — vochtig: dat land ligt te nes, te nat; 2. (gew.) onfris, stinkend: het rui...