Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

DOOPSGEZINDEN

betekenis & definitie

(ook Anabaptisten, Mennonieten) zijn opgekomen in de Hervormingstijd. De Reformatoren legden huns inziens te veel nadruk op de rechtvaardiging door geloof, te weinig op de levensheiliging.

Zij waren op bijbelse gronden veel radicaler dan de Reformatoren ten opzichte van de Kerk (de levende gemeente t.o. de institutaire Kerk) en de sacramentsleer (verwerping van de kinderdoop), terwijl zij volkomen scheiding van Kerk en staat voorstonden. Zij wilden afgescheiden leven van de wereld als een heilige gemeente en hadden sterke eschatologische verwachtingen.

Door heftige vervolgingen werden zij verstrooid. Vooral Menno Simons heeft hen weer vergaderd en daardoor de Broederschap gered.

In de tijd van de Republiek werden zij geduld en konden zij in de schuilkerken samenkomen. In deze eeuwen ontstonden veel scheuringen; zo bestonden naast elkaar o.a.

Friese, Vlaamse en Waterlandse gemeenten.Langzamerhand kwamen de groepen weer samen in „Verenigde doopsgezinde gemeenten”. De Doopsgezinden hadden geen gestudeerde predikanten. Dit was een der oorzaken tot verval in de 18de eeuw. Te Amsterdam werd toen een kweekschool voor predikanten opgericht (1735). De revolutietijd bracht volkomen vrijheid en gelijkgerechtigdheid. In de vorige eeuw kreeg het Modernisme grote invloed, thans is dit weer aan het teruglopen.

In 1811 werd de Algemene Doopsgezinde Sociëteit gesticht, een verbond van gemeenten. Oorspronkelijk had zij tot taak alleen de zorg voor de kweekschool en de subsidiëring van behoeftige gemeenten voor de predikdienst. Enig geestelijk gezag heeft de A.D.S. niet. Toch is dit lichaam de laatste jaren meer en meer het centrale orgaan geworden dat de Doopsgezinden vertegenwoordigt in de oecumenische Raad en de Wereldraad van Kerken en bij de overheid, en dat adviezen geeft op geestelijk, organisatorisch en financieel gebied. Zending wordt gedreven door de doopsgezinde vereniging tot Evangelieverbreiding, die samenwerkt met een op Midden-Java ontstane jonge Kerk en voorts een terrein heeft op Nieuw-Guinea. De broederschap telt ongeveer 40 000 leden.

In Nederland zijn de Doopsgezinden sterk verweven geraakt met het volksleven, zodat men hen vindt in wetenschappelijke, sociale, agrarische en overheidsfuncties. Anders was de ontwikkeling der buitenlandse Doopsgezinden, behalve van een Duitse groep. Door de vervolgingen, die in de meeste landen tegen deze „Mennonieten” losbraken, werden zij vaak gedwongen te vluchten en zich elders te vestigen. Door de vervolgingen verspreidde de beweging zich echter ook snel. Men trof hen vroeger aan in Zwitserland, Frankrijk (Elzas), Duitsland, het gebied van Dantzig, Polen en Rusland. In dit land, waar zij bloeiende gemeenten en landbouwbedrijven hadden, brak met de Sowjetrevolutie een uiterst moeilijke tijd aan.

Hulp van andere Doopsgezinden deed een aantal hunner ontkomen. Zij vonden in Amerika, vooral in Canada en de V.S., vele geloofsgenoten, die vroeger om soortgelijke redenen Europa hadden moeten verlaten. Van het lot der Doopsgezinden in Rusland, die dat land niet verlieten, is niets bekend. In Duitsland zijn zij uit Oost- en West-Pruisen naar de westelijke zone gevlucht; vele vluchtelingen hebben na 1945 met Amerikaanse hulp kunnen emigreren. In W.Duitsland, Frankrijk en Zwitserland vormen zij kleine groepen van zelfstandige gemeenten die grote samenhang vertonen en een eenvoudig, strengbijbels geloofsleven leiden. De grootste groepen vindt men in de V.S. en Canada, ongeveer een 20-tal Broederschappen.

In Brazilië en Paraguay hebben emigranten uit Rusland en Duitsland gemeenten en landbouwbedrijven gevestigd. Van tijd tot tijd komen de Doopsgezinden uit alle landen samen op een wereldcongres, zo in Amsterdam (1936), V.S. (1948) en Bazel (1952). w. F. G.

< >