omvat opvoeding van vroeg dove kinderen en nazorg voor volwassenen. NEDERLAND,
I. Voor de kinderen is van katholieke zijde een onderwijsinstituut gevestigd te St. Michielsgestel, sinds 1840. Het werk begon te Gemert in 1817. Doel van het werk is, in het algemeen, naast een grondige godsdienstige vorming, deze kinderen op te voeden tot zo bruikbaar mogelijke leden van de maatschappij der horenden. Het instituut heeft een onderzoekafdeling voor kinderen bij wie een gehoordefect wordt verondersteld, waardoor de ouders tevens instructies ontvangen voor de opvoeding thuis, een voorschool voor kinderen van 3-5 jaar, een lagere school voor jongens en meisjes van 5-18 jaar, een nijverheidsschool voor jongens en meisjes en een internaat. Het aantal leerlingen bedraagt thans (1955) 410. Onderwijs wordt gegeven in: liplezen, geluidswaarneming en spreektaal, en de vakken van het Lager Onderwijs. Van moderne hoorapparatuur wordt bij het hele onderwijs gebruik gemaakt. Ook de vibratiezin der kinderen wordt getraind om allen ertoe te brengen zoveel mogelijk nog in de geluidswereld te leven.
2.Er bestaat een geestelijk-cultureel-sociale nazorg. Voor hulpbehoevende doofstommen is in St. Michielsgestel een pension ingericht.
De overige instituten voor doofstommenonderwijs in Nederland zijn: Het protestants-christelijke doofstommeninstituut „Effatha” te Voorburg, en de algemene inrichtingen te Groningen, Rotterdam en Amsterdam, welke laatste drie inzake de opvoeding meer het karakter dragen van het openbaar lager onderwijs. Elk der inrichtingen heeft ook nazorg voor zijn eigen oudleerlingen. A. V. U.
BELGIË. De eerste Belgische initiatieven tot oprichting van doofstommeninstituten dateren uit het begin van de 19de eeuw. Onder de promotors dienen vooral vermeld: kanunnik Triest, stichter van de Broeders en de Zusters van Liefde, die de doofstommeninstituten van Gent oprichtte, voor meisjes in1820 en voor jongens in 1825, terwijl ook de scholen van Brussel (1834-1835) hun ontstaan aan hem danken; verder mgr. de Haerne, die de scholen voor doofstomme jongens en meisjes te Maaseik oprichtte. Andere katholieke instellingen voor doofstommen bestaan o.m. te Antwerpen, te Bouge-bij-Namen en te Brugge. Het onderricht omvat gewoonlijk een kleuterafdeling, een lagere afdeling en een afdeling voor technische beroepsopleiding. Na Wereldoorlog I werd de gebarentaal verdrongen door de articulatie, volgens een methode, die speciaal bestudeerd werd door de Belgische Zusters van Liefde.
Vooral tijdens de laatste jaren werd de beroepsopleiding ver doorgedreven. Verscheidene instituten leveren wettelijke diploma’s af.
De nazorg kent op verre na niet dezelfde bloei als onder de blinden. De sterkere isolatie ten opzichte van de omgeving en de daaruit voortspruitende stemming van achterdocht en wantrouwen die sommige doofstommen kenmerken, zijn niet te onderschatten hinderpalen voor een werking onder de volwassenen.
Het Nationaal Verbond der Katholieke Doofstommen, dat gesticht werd in 1935 en °P heden 26 afzonderlijke bonden groepeert, tracht de onderlinge betrekkingen onder doofstommen te vergemakkelijken en hun steun te verlenen in hun materiële, sociale, zedelijke en godsdienstige noden.
Evenals de blinden kunnen de doofstommen beroep doen op overheidsfondsen. v. H.