(van Gr.: diptuchos, dubbelgevouwen) waren in de Oudheid twee aan elkaar verbonden schrijftafeltjes uit hout, ivoor of edel metaal, waarvan de met was bestreken binnenzijde beschreven werd. In de oude liturgie werden deze tafeltjes met namen van levende en overleden gelovigen op het altaar geplaatst voor de memento’s bij de H.
Mis. Toen het optekenen der namen in onbruik geraakte, ontstond hieruit het tweeluik met reliëf of schildering als altaarpaneel.
Hieruit heeft zich de triptiek (vast middenstuk met twee beweegbare zijluiken) ontwikkeld.