(Lat.: devotio, toewijding, overgave) heeft
1. dezelfde betekenis als godsvrucht, nl. smaak voor goddelijke dingen: met devotie bidden, een devoot mens;
2. bijzondere voorliefde voor een bepaald mysterie van het geloof, of voor een bepaalde verering van Christus of van een heilige: devotie tot het Lijden van Christus, het Heilig Hart, Onze Lieve Vrouw van Lourdes, de H. Antonius enz. Ook de vrome praktijken, waarnaar de devotie uitgaat, worden zelf devotie genoemd: eerste Vrijdag van de maand vieren, kruisweg doen, rozenkrans bidden, scapulier dragen, bepaalde novenen houden. De devoties zijn zeer sterk levende vormen van volksvroomheid, die zich naast de soms moeilijke, dogmatisch rijk geladen officiële liturgische godsvrucht der Kerk ontwikkeld hebben. De devotionalia, religieuze voorwerpen, platen, prentjes, beelden enz., die met de devoties verbonden zijn, dragen de sporen van de volksheid der devoties en zijn helaas meestal stijl- en smakeloos (zie ook Liturgie). K. D. B.
Dag van devotie wordt, in onderscheid van de Zondagen en verplichte feestdagen, een dag genoemd, waarop de gelovigen niet verplicht zijn een H. Mis bij te wonen, maar wel aangespoord worden het te doen. Als dagen van devotie worden gerekend de Tweede Kerst-, Paas- en Pinksterdagen en Driekoningen. c. v. D.