zijn onderaardse begraafplaatsen. Het woord drukt in zich slechts een heel bepaalde locale omstandigheid uit.
Oorspronkelijk gebruikt om een van de christelijke begraafplaatsen aan de Via Appia bij Rome (San Sebastiano) nader te situeren (ad catactimbas, waarschijnlijk: bij de glooiing), werd het een algemene naam voor alle onderaardse begraafplaatsen der christelijke Oudheid, en door uitbreiding ook voor die der heidenen en Joden. De onderaardse begraafplaatsen in de omgeving van Rome zijn de meest bekende van de christelijke catacomben.
Zij vormen een ingewikkeld netwerk van nauwe gangen, soms 4 of 5 verdiepingen boven elkaar, afgewisseld door kleinere of grotere grafkamers (cubicula en cryptae). De graven zelf worden gevormd door de nissen, welke men in de wanden van gangen en grafkamers heeft aangebracht, meestal in de vorm van een rechthoek (loculi), maar ook in boogvorm (arcosolia).
In eerste aanleg bezit van particulieren, gingen de catacomben vanaf ca. 200 over aan de christelijke gemeente, die een eigen beheerder aanstelde. Vooral na de bevrijding der H.
Kerk onder Constantijn werden de catacomben aanzienlijk uitgebreid. Men zorgde voor een rijke versiering van de graven der martelaren, die al van oudsher een bijzondere verering hadden genoten; boven de graven van beroemde martelaren werden kerken en kapellen gebouwd en paus Damasus liet bij de graven zijn bekende metrische inschriften aanbrengen.
Door de invallen van de barbaren in Italië kwam het bestaan der catacomben in een kritiek stadium; de precaire toestand werd aanleiding om de relikwieën der martelaren binnen de stadsmuren te brengen. Dit had een verder verval van de catacomben tot gevolg, zodat ze behoudens een enkele uitzondering in de Middeleeuwen in vergetelheid raakten en in de 16de eeuw moesten worden „herontdekt” (zie Bosio, A.).Als begraafplaatsen genoten de catacomben een wettelijke bescherming. Het zou echter onjuist zijn te menen, dat hier de normale cultusplaats was, want daarvoor waren de ruimten te klein. Ook is het niet zo, dat de wet een absolute veiligheid garandeerde, want soms werd het bezoeken der christelijke begraafplaatsen uitdrukkelijk door de staatsmacht verboden.
De catacomben zijn voor ons belangrijk als een kostbare herinnering aan het oudste verleden der Kerk. Op allerlei wijzen leggen zij getuigenis af van de eerbied die men voor de overblijfselen der martelaren had en van het geloof in een verlossing uit zonde en dood. Zij bewaren de voortbrengselen van de eerste christelijke kunst, die vaak de gedachte aan opstanding en bevrijding door aan de heidenen ontleende symbolen of bijbelse voorstellingen tot uitdrukking brengt, maar ook voor de overlevering van andere geloofsgegevens niet zonder betekenis is. De afzonderlijke catacomben worden genoemd naar de oorspronkelijke eigenaar of stichter (bijv. catacombe van Domitilla), naar de beheerder (catacombe van Callistus), of naar een beroemde martelaar. j. N.