Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

BROEDERS DES HEREN

betekenis & definitie

zijn de broers en zusters van Jesus waarover het N.T. spreekt. Vier broeders worden zelfs met name genoemd: Jacobus, Joseph, Simon en Judas (Matth. 13 : 55).

Deze verwanten waren echter zeker geen kinderen van Maria en dus ook geen échte broers en zusters van Jesus. Het uitgesproken geloof der Kerk verbiedt ons dit te denken, maar bovendien geven verschillende Bijbelteksten aan, dat wij de term „broeders en zusters” niet letterlijk moeten opvatten.

Als Maria in Luc. 1 : 34-35 _ welke tekst volstrekt authentiek is zegt, dat zij „geen man bekent”, dan veronderstelt dat waarschijnlijk, dat zij maagd wilde blijven. De verhalen van Jesus’ kindsheid kennen Hem alleen.

Hij heet de zoon van Maria (Marc. 6 : 3), en weet op het kruis aan niemand beter zijn Moeder toe te vertrouwen dan aan zijn leerling Johannes. Dat Jesus eerstgeborene genoemd wordt, is slechts een eretitel, en zegt niets over eventuele andere kinderen van Maria (zie Eerstgeborene).

Bovendien: hoe zou men in de oude Kerk van Palestina de volstrekte maagdelijkheid van Maria als geloofspunt hebben kunnen blijven verdedigen, als er echte broeders en zusters van Jesus in datzelfde Palestina rondwandelden ? Men moet „broeders en zusters van Jesus” dan ook opvatten in de zin van „neven en nichten”, waarvoor het Aramees geen aparte woorden kende. Zij waren geen halfbroers van Jesus, geen voorkinderen van Joseph, maar kinderen van familieleden.

Van Jacobus en Joseph wordt zelfs de moeder genoemd, nl. Maria, die wellicht dezelfde is als de Maria van Cleophas, zuster van Jesus’ Moeder, over wie Jo. 19 : 25 spreekt (vgl. ook: Matth. 27 : 56, Marc. 15 : 40, 16 : 1, Luc. 24 : 10). 1 Kor. 9 : 5 wekt de indruk, dat de term ontstaan is als een eretitel om de verwanten des Heren samen te vatten. j. v.

D.

< >