Anicius Manlius Severinus (ca. 480-ca. 525), Romeins wijsgeer en staatsman, heeft zeer grote verdiensten voor de verspreiding van het Aristotelisme in de Middeleeuwen. Al vroeg bekleedde hij een zeer vooraanstaande plaats aan het hof van Theodorik de Grote (493-526), later werd hij ten onrechte van hoogverraad beschuldigd en terechtgesteld.
Van zijn vertalingen van de werken van Aristoteles bezitten wij de vertaling met commentaar van een groot deel van het Organon. Samen met zijn vertaling en commentaar van de Eisagoge van Porphyrius en Boëthius’ eigen logische geschriften vormden deze de handleiding bij het logica-onderwijs in de Middeleeuwen.
Ook in zijn theologische geschriften (Opuscula Sacra), waarvan er enige door Thomas zijn becommentarieerd, heeft Boëthius als eerste in het westen beproefd Aristotelische begrippen en methoden toe te passen op de geloofsinhoud. Zijn meest bekende en in de Middeleeuwen meest gelezen geschrift De consolatione philosophiae schreef hij in de gevangenis.
Hierin ontwikkelt hij de troostgedachten, die de (christelijke) wijsbegeerte de beproefde mens schenkt en die hierop neerkomen, dat alle leed, dat de mens treft, hem door God wordt toebedeeld en tot zijn welzijn strekt.