(Gr.: anthropos, mens, en sophia, wijsheid) is ontstaan door Rudolf Steiner. Deze was aanvankelijk secretaris der Theosophische Vereniging in Duitsland.
Geleidelijk tot andere ideeën gekomen, heeft hij zich in 1913 afgescheiden. BEGRIP EN LEER.
Zijn nieuwe leer noemde hij „Anthroposophie”, de wijsheid van de mens, waarmee hij de innerlijke mens, de „tweede mens”, de „Geistesmensch" bedoelt. Hetgeen deze geestesmens kan weten heet anthroposophie.
Dit kennistheoretisch uitgangspunt, dat sterk onder invloed van Goethe staat, is voor Steiner het allervoornaamste; naast de waarneming en het gewone logische denken moet een nieuwe wijze van kennen tot ontplooiing worden gebracht. Tot het wezenlijke van de zinnelijke wereld dringt alleen de geestesmens door in een „Sich hineinleben der Seele”.
Dit bijzondere intuïtieve en imaginatieve kennen verkrijgt men door regelmatige oefening en door sterke concentratie, waardoor „Hellsehorgane” ontstaan, het vermogen om met „geestelijke ogen” te zien en tot het hart der dingen door te dringen. De anthroposophie aanvaardt verder, evenals de theosophie, met welke zij ook in andere opzichten verwant blijft, de leer van karma en reïncarnatie.
Het Christendom is volgens Steiner voortgekomen uit de mysteriën en de ideeën van Philo. Christus zelf is een kosmisch wezen, de eeuwige Christus, die zich in Jésus incarneerde bij de doop in de Jordaan en in de Hof van Gethsemane diens lichaam weer verliet.
Sindsdien is de Christusgeest overgegaan in alles wat leeft.
De anthroposophie schenkt verder aandacht aan alle levensgebieden, die zij in een groot harmonisch geheel wil verenigen.
Zo wenst zij niet alleen verdieping der medische wetenschap door de „Geisteswissenschaft", waarbij men experimenteert met nieuwe geneeswijzen voor bijv. suikerziekte, rheumatiek enz., maar ook een nieuwe agricultuur: er mag geen kunstmest gebruikt worden en bij het zaaien dient rekening gehouden te worden met de stand der planeten. Niet God doch de mens staat dus in het centrum.OPVOEDING. Bijzondere aandacht schenkt de anthroposophie aan de opvoeding. Nadruk wordt niet zozeer gelegd op het verwerven van kennis, als wel op de ontwikkeling van het wils- en gevoelsleven en op de vorming voor het leven; lichaam en ziel komen niet tot ontplooiing als het intellect te vroeg geschoold wordt. Grote betekenis wordt daarom gehecht aan kunstzinnig onderwijs: muziek, zang en rhythmische oefeningen (eurhythmie). In 1919 stichtte Steiner de Waldorfschule te Stuttgart, waar hij zelf de leraren opleidde (na tijdelijke sluiting door de nationaal-socialisten in 1945 heropend). Dergelijke centra voor onderwijs en opvoeding vindt men thans in verschillende landen, in Nederland in de „Vrije School” te 's-Gravenhage.
VERENIGINGEN. De Anthroposophische Vereniging (Anthrop. Gesellschaft), in 1913 opgericht, verkreeg haar huidige vorm op de vergadering van Kerstmis 1923 in het Goetheanum, de Freie Hochschule für Geisteswissenschaft te Dornach bij Bazel, het centrum der beweging. Zij stelt zich ten doel het leven van de geestesmens in de bovengenoemde zin te bevorderen en staat open voor iedereen, zonder onderscheid van natie, stand of godsdienst. (Een „christelijke” vorm van de anthroposophie ontstond in 1922 in de zgn. Christengemeinschaft onder F. Rittelmeyer).
De Nederlandse Anthroposophische Vereniging, onder leiding van dr. F. W. Zeylmans van Emmickhoven, bestaat uit arbeidsgroepen in verschillende plaatsen en heelt o.a. gesticht: de Rudolf-Steinerkliniek, het Poliklinische Instituut en de Vrije School te ’s-Gravenhage, het Heilpaedagogisch Instituut „Zonnehuis” (Bosch en Duin), de Eurhythmiegroep en de Landbouwbeweging „Lovendale” (Zeeland en Voorthuizen). Bekend is ook het ziekenhuis te Arlesheim in Zwitserland.
G. s.