('nacht) (-en)
I. v. Eig. Veroud. het wachthouden bij nacht: de herders hielden de over hun kudde.
II. Metn.
1. v. geheel van manschappen die 's nachts de wacht houden.
2. v. schilderstuk dat een nachtwacht (1) voorstelt: de is een beroemd schilderij van Rembrandt.
3. m. nachtwaker: toen zij van het teater terugkwamen, kwamen zij enige -en tegen.