('nacht) v. (...waken)
I. Eig.
1. Algm. het waken bij nacht.
2. nachtwaken, Inz. nachtwacht doorgebracht met inspanning, studie, overpeinzing: uitgeput door lange ...waken.
II. Metn.
1. elk der vier delen waarin de Ouden de nacht verdeelden.
2. nachtwacht (II 1).