('mispəl) (-en, -s; -tje)
[Lat. mespilus]
1. v. Eig. steenvrucht van een lage boom met langwerpige, aan de onderzijde witte bladeren, en die slechts overrijp (niet : rot) eetbaar is : -en zijn niet onaangenaam van smaak; geen rotte waard, niets waard.
2. m. Metn. die boom (Mespilus germanica).