keizers:
I. Karel de Grote.
II. Karel de Kale.
III. Karel de Dikke. IV. van Luxemburg 1346-1378, werd na de dood van Lodewijk IV en Günther van Schwarzburg, 1349 te Aken tot koning gekroond, stichtte 1348 de eerste Duitse hogeschool te Praag; verhief 1354 het graafschap Luxemburg tot hertogdom, dat zijn broeder Wenzel 1355 met Brabant vergrootte; ontving 1355 te Rome de keizerskroon, vaardigde 1356 de Gouden Bul uit en zorgde voor het vergroten der goederen van zijn Huis.
V. 1519-1556, ° 24 febr. 1500 te Gent, zoon van Filips I de Schone en Joanna de Krankzinnige; erfde van zijn vader 1506 Spanje (hier Karel I), met de bezittingen in Italië (Milaan, Napels en Sicilië) en Amerika, alsmede de Nederlanden, die hij aan de landvoogdessen Margareta van Oostenrijk, zijn tante (1506-1530), en Maria van Hongarije, zijn zuster (1530-1555), ter regering overliet. Na de dood van zijn grootvader Maximiliaan I, werd hij 1519 tot keizer gekozen; deed op de Rijksdag te Worms 1521 Luther in de rijksban, onderdrukte 1522 de opstand der steden in Castilië en handhaafde zijn Nederlandse en Italiaanse bezittingen tegen Frans I van Frankrijk in vier oorlogen. In de 1ste oorlog 1521-1526, versloeg hij Frans en nam hem bij Pavia 1525 gevangen. Deze moest 1526 bij de Vrede van Madrid, van zijn aanspraken op Italië, Vlaanderen en Artois afzien.
Ook in Duitsland, waar Karel zijn broeder Ferdinand 1521 tot stadhouder had benoemd, had hij geluk met het onderdrukken van de Boerenoorlog (1524-1525). In 1528 stond de bis schop van Utrecht zijn gebied aan Karel af. Intussen had het herroepen door Frans I van het Verdrag van Madrid een 2de oorlog (1527-1529) verwekt. Karel zond zijn troepen tegen paus Clemens VII, bondgenoot van Frans I, veroverde 1527 Rome en nam de paus gevangen, verzoende zich echter met hem en sloot, door bemiddeling van Margareta van Oostenrijk en Louisa van Savoje, de moeder van Frans I, 1529 de Damesvrede van Kamerijk, waarbij Frans I nogmaals van zijn rechten op Italië, Vlaanderen en Artois, en Karel V van die op het hertogdom Boergondië afzag. In 1530 werd Karel te Bologna door de paus tot keizer gekroond. Hetzelfde jaar weigerde hij de Augsburger Geloofsbelijdenis der protestanten te erkennen, die hierop 1531 het Schmalkaldisch Verbond sloten.
Dit, benevens een dreigende inval der Turken, noopte de keizer tot de Neurenberger Godsdienstvrede, waarbij de protestanten voorlopig, tot aan het bijeenroepen van een concilie, godsdienstvrijheid verkregen. In 1531 deed hij ook zijn broeder Ferdinand tot Rooms koning kronen. In 1585 ondernam Karel een tocht tegen de Turkse zeerover Chaireddin Barbarossa, nam Tunis in en bevrijdde 20 000 kristenslaven. Daar Frans I zijn aanspraken op Milaan hernieuwde en een verbond sloot met de Turken, brak een 3de oorlog uit (1536-1538), die door de bemiddeling van paus Paulus III met een wapenschorsing voor 10 jaren eindigde. In een 4de oorlog (1542-1544) dwong Karel 1543 de Franse bondgenoot Willem van Kleef en Gelder, hem Gelderland af te staan en bedreigde Parijs, zodat Frans I 1544, bij de Vrede van Crespy, voorgoed zijn aanspraken op Vlaanderen, Artois en Italië moest laten varen. Wijl de protestantse vorsten weigerden afgezanten naar het concilie te zenden, begon hij 1546 de Schmalkaldische Oorlog, die zijn veldheer Alva door een beslissende overwinning 1547 bij Mühlberg beëindigde.
Hetzelfde jaar beriep Karel de Rijksdag naar Augsburg, waar beslist werd dat de Nederlanden voortaan als Boergondische Kreits een afzonderlijk deel van het Duitse Rijk zouden vormen, en waar het Interim, een voorlopig geloofsformulier, werd opgesteld. Doch een samenzwering der vorsten onder Maurits van Saksen, gesteund door Hendrik II van Frankrijk, die hierbij Metz, Toul en Verdun verkreeg, dwong 1552 het Verdrag van Passau en 1555 de Augsburger Godsdienstvrede af, die godsdienstvrijheid verleenden. De 25ste oktober 1555 droeg Karel te Brussel de regering der Nederlanden aan zijn zoon Filips II over, 1556 die van Spanje en Napels, en scheepte zich te Vlissingen naar Spanje in, waar hij 1558 in het klooster Sint-Joest overleed. Karel regeerde over een wereldrijk, „waarin de zon niet onderging”. Hij was begaafd met voorzichtigheid, beleid en taaie volharding en, hoewel zijn zedelijk gedrag niet geheel vlekkeloos bleef, innig gehecht aan de Katolieke Kerk. Zijn echte Nederlandse persoonlijkheid heeft Keizer Karel bij ons populair gemaakt. VI. 1711-1740, 1712 koning van Hongarije, ° 1685, verkreeg, na de Spaanse Erfopvolgingsoorlog, bij de Utrechtse (1713) en de Rastadter Vrede (1714) de Zuidelijke Nederlanden, Milaan, Napels en Sardinië.
Reeds 1713 benoemde hij zijn dochter Maria Teresia tot erfopvolgster door de Pragmatieke Sanktie, waarvoor hij door grote opofferingen de bekrachtiging van bijna alle Europese mogendheden verkreeg. Met de Republiek der Verenigde Nederlanden sloot hij 1715 het Barrièretraktaat. Door Prins Eugeen versloeg bij Achmed III, sultan van Turkije, 1716 bij Peterwardein, 1717 bij Belgrado, en verkreeg, bij de Vrede van Passarowitz 1718, aanzienlijke gewesten, die hij echter bij de Vrede van Belgrado 1739 grotendeels verloor. In 1720 stond hij aan Victor Amadeus II, Sardinië tegen Sicilië af. Hij stichtte 1722 de Oostindische Handelsmaatschappij, maar moest ze, wegens de naijver van Holland en Engeland, bij het Verdrag van Wenen 1731 ontbinden. Na de Poolse Erfopvolgingsoorlog (1732-1738), waaraan hij deel nam. en waarbij Lotharingen aan Frankrijk verloren ging, stond hij, bij de Vrede van Wenen 1738, Napels en Sicilië, tegen Parma en Piacenza, aan Spanje af. VII. 1742-1745, ° 1697 te Brussel, 1726 keurvorst van Beieren, verwekte 1740, wegens zijn aanspraken op de Oostenrijkse erfopvolging de ➝ Oostenrijkse Erfopvolgingsoorlog, tijdens welke hij 1742 tot keizer werd gekroond.