Religieuze kalenders speelden een belangrijke rol in het vroege jodendom. In de bijbelse tijd waren verschillende kalendersystemen naast elkaar van kracht, maar in de nabijbelse tijd gaat het vooral om een conflict tussen een solair systeem van 364 dagen en een lunair systeem van 354 dagen.
Deze verschillende kalenders lieten de religieuze feesten op verschillende dagen vallen. De priesterlijke groepering die de rollen van de Dode Zee produceerde hield zich aan een zonnekalender en had zich daarom afgescheiden van de andere joden die een maankalender volgden. De rabbijnen synchronizeerden de zonne- en maankalender door een lunair systeem te volgen dat periodiek in de pas werd gebracht met het solaire door eens in de zoveel jaren een tweede maand Adar (Adarsjeni) te intercaleren. Dit systeem is de basis geworden voor de huidige joodse kalender.
