in de bovengemelde Heerlijkheid, en voor het grootste gedeelte aan den rechter oever van de Vecht gelegen, is zeer vermaaklijk, zo om den lommerrijken oord, als om den veelvuldigen doortogt van Vaartuigen eri Schepen. Al wat te Midden binnen loopt, den wil hebbende na het Sticht van Utrecht en hooger op, moet langs en voorbij Vreeland vaaren.
De Kerk is klein, en heeft eenen Toren, met een laagen spits gedekt. Reeds op het Jaar 1250 wordt dit Dorp vermeld, als door HENDRIK VAN VIANDEN, Bisschop van Utrecht, tot eene Stad verklaard; waar voor het, zedert, een langen tijd, en nog in den Jaare 1536, door de Staaten van Utrecht, erkend is geworden. Door verzuim der burgers, en, veelligt, door onvermogen om dezelve te kunnen handhaaven, wierden, allengskens, de stedelijke Voorregten verlooren.