(Zie ook JOHANNES VAN EYK) die, zo als gezegd is, te Gendt overleed, legt aldaar, in de St. Janskerk, begraaven.
In den muur is een Zerksteen gemetzeld , en op denzelven in marmer , een geraamte uitgehouwen, houdende in de eene hand, een koperen plaat, waarop het volgend oud Vlaamsche vers geleezen word.Spiegelt u aan mij, die op mij treeden,
Ik was als gij, nu ben beneden,
Begraaven doodt, als is an schijne
Mijnt hulp raedt, const, noch medecijne
Const, eer, wijsheit, macht, reijekheit groot
Is ongespaert, als comt de doodt.
Hubrecht van Eijk waf ik genant
Nu spijze der wormen, voormaels bekant
In Schilderije seer hooge gheleert.
Corts nae was iet, en niete verkeert.
In het Jaer des Heeren, des zijt gewet
Duisent vier hondert, twintich en ses,
In maant September, agttien daghen viel,
Dat ick met pijnen Godt gaf mijn ziel.
Bidt Godt voor mij, die const minnen
Dat ick zijn ansicht moet gewinnen
En vliedt sonde, keert u ten besten:
Want ghij mij volgen moet ten lesten.
Weleer werden, te Antwerpen, eenige Pourtraitten der vermaardste Nederlandsche Schilders, in ’t koper gesneden, uitgegeeven. Onder deeze werd aan de twee broeders, als de Oudste oefenaars en volmaakers der edele Schilderkonst in de Nederlanden, de eerde plaats toegekend. Naderhand zijn ze verscheiden maalen gegraveerd, zo wel als hunne Zuster MARGRETA VAN EYK.
C. VAN MANDER, en andere, Leven der Nederl. Konstschilders.