Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 24-11-2022

HERAUGIERE, KAREL VAN

betekenis & definitie

KAREL VAN HERAUGIERE, EEN Moedig Krijgsman, ten tijde van Prinse MAURITS, VERMAard om ’t gelukkig volvoeren van den schranderen list, uitgedagt ter veroveringe van het Kasteel van Breda, door middel van een Turfschip. Hij onderleide en volbragt het stuk op de volgende wijze.

In het einde van Februarij des Jaars 1590, nam hij tot zich ongeveer zeventig uitgeleezene Soldaaten, gekoozen uit onderscheidene Kompagniën, om allen argwaan te vermijden, en tradt daar mede, zonder van iemand gezien te worden, bij nacht, te Zevenbergen, aan boord van het Schip van eenen ADRIAAN JANSZOON VAN BERGEN, TURFSchipper, gewoon om in het Kasteel Turf te leveren. In het Ruim lag het volk, en op eene Zoldering van Planken een Bovenlast van Turven. Naa een moeilijken togt, op welken het Volk veel ongemaks leedt, door deszelfs langduurigheid, veroorzaakt, zo door de belemmeringen van tegenwind en Ys, als door honger en koude, kwam men eindelijk binnen het Kasteel. Hier wierdt het Turfschip bezigtigd door eenen Korporaal, doch zo onnaauwkeurig, dat hij geenen onraad vernam; iets, ’t welk ligtelijk zou hebben kunnen gebeuren, alzo het verschoolen Krijgsvolk met den hoest merkelijk gekweld was. Onderling hadden de Soldaaten zich verbonden, dat, indien iemand een hoest overviel, welke den toeleg zou kunnen doen uitlekken, deeze van zijne medgezellen straks zou gedood worden. Het gebrek, welk de Bezetting in het Kasteel aan brandinge leedt, was oorzaak dat het Turfschip, met ijver en blijmoedigheid, door het Ys na binnen wierdt gehaald.

Straks ging men aan ’t lossen, en haalde spoedig een goed gedeelte van den Bovenlast aan land. Gaarne wilden de Soldaaten den arbeid verder voortzetten; doch de Schipper en zijne Knegts, weetende wat ’er agter schuilde, hielden zich, als of ze vermoeid waren, en stelden ’t overige uit tot den volgenden dag. Intusschen was het verstopte Krijgsvolk vol angst, voor verder lossen, alzo het, door de reeten der Zolderinge, reeds het daglicht konde ontwaar worden. Ook wierdt het onverduldig, over de langduurige opsluitinge in het Ruim, in ’t welk, door de snijding van het Ys, een lek ontstaan was, en gestadig water binnen liep. Ten middernacht hier aan volgende, bij een helderen Maaneschijn, deedt HERAUGIERE DE OPGEslootene Knegten, uit hunnen Kerker, ten voorschijn treeden; terwijl VAN BERGEN EN ZIJNe Knegts geduurig pompten, onder schijn van het lek in het Schip, doch inderdaad om het onvermijdelijk gedruis der Soldaaten te verdooven. De Buitenwagt wierdt straks overrompeld en afgemaakt, gelijk ook eene bende, welke kort daarop eenen uitval deedt.

Thans drong HERAUGIERE DOOR TOt in het Kasteel, zonder dat de Burgers, die uit de Stad op hem dreigden in te vallen, iets daar tegen vermogten. Tot loon zijner welgeslaagde onderneeminge, wierdt hij, zedert, door Prins MAURITS, TOT BEVelhebber der Stad aangesteld. De Soldaaten, gelijk ook de Turfschipper en deszelfs Knegts, ontvongen fraaie belooningen.De gelukkige uitslag van deezen veel gewaagden togt bewoog Prins MAURITS, IN DEN Jaare 1595, hem de volvoering van eenen anderen verrassenden aanslag toe te betrouwen. Deeze betrof de Stad Huij, in Luikerland, zeer gevoegelijk gelegen om eenen weg over de Maaze, na Luxemburg, te openen. In ’t begin van Februarij des gemelden jaars begaf HERAUGIERE ZICH NA Diepenbeek, met twaalfhonderd Soldaaten en zeshonderd Ruiters. Hier vatte hij post met het gros der Bende, doch zondt dertig kloeke mannen af na het huis, daar HERAUGIERE HEIMELIjk verstand hieldt, staande in ’t hangen van eenen heuvel, op welken ’t Kasteel van Huij lag. In ’t holste van den nacht bestonden deeze waaghalzen ’t Kasteel te beklimmen; ’t welk hun gereedelijk gelukte, en van de Bezettinge en voorts van de Sterkte deedt meester worden. HERAUGIERE, DAAR Op toe gekoomen, trok spoedig derwaarts, en nam vervolgens ook de Stad in ’t bezit.

Doch vermids de Spanjaards den weereloozen staat van Huij zich ten nutte maakten, door het spoedig zenden derwaarts van eene talrijke bende, moest hij, naa verloop van eene Maand, de Stad wederom overgeeven, doch niet dan op zeer eerlijke voorwaarden. De verovering van Lier is het laatste bedrijf, welk wij van deezen onverzaagden Krijgsman vinden aangetekend. De baldaadigheid en plonderzucht zijner Soldaaten was oorzaak, dat ook deeze verovering, door de Spaansche overmagt, hem spoedig wederom ontweldigd wierdt.

< >