Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 24-11-2022

HELLING, HEKMAN

betekenis & definitie

HEKMAN HELLING, VERMAARd om zijnen veel gewaagden aanslag op Amsterdam, in den Jaare 1577, ten tijde als de Stad het nog met den Koning van Spanje hieldt. Met belang, welk ’s Lands Staaten stelden, in ’t winnen van eene vermogende Stad, hadt hun, reeds eenigen tijd, doen bedagt zijn op middelen, om haar van partij te doen wisselen, en nog onlangs zeer naauw insluiten.

Doch vermids openbaar geweld geene uitwerking deedt, namen ze het besluit, den list te baate te neemen. Het hoofdbewind des toelegs vertrouwden ze aan HELLING, KOLONEL over ‘t Voetvolk, nevens den vermaarden NIKOLAAS RUIKHAVER, DEN ZELfden, welke den Briel hadt helpen bemagtigen, en van geboorte een Amsterdammer, doch, om zijne Staatsgezindheid, ter Stad was uit geweeken. Te zamen hadden ze onder zich tien Vaandels Knegten. Volgens ’t plan moesten vier Vaandels zich te schepe, heimelijk, na de Stad begeeven, en de zes overige maaken, in den vroegen morgen van den drieëntwintigsten November, voor de Haarlemmerpoort te zijn. Dewijl het oogmerk alleen inhieldt, Amsterdam voor de Staaten te winnen, en geenzins om buit te maaken, deedt HELLING, VOORAF, de zijnen zich schriftelijk verbinden, ingevalle zij der Stad meester wierden, geene plondering te zullen aanrigten. ’s Daags vóór den bestemden toeleg zondt HELLING ZIJNEN Luitenant CIRCOURT, MET NOG acht kloeke gezellen, na Amsterdam, alwaar zij, mids hun geweer aan de Poort afleggende, wierden binnen gelaaten. Om geenen argwaan te verwekken, bragten ze den nacht in vrolijkheid door, met drinken, zingen en danzen.

Met het aanbreeken van den dag begaven ze zich na de Haarlemmerpoort, vraagden hun geweer te rug, en gingen voorts na buiten. Hier ontmoetten ze eenige Knegten, behoorende tot de vier boven gemelde Vaandelen, in den nacht voor de Stad genaderd, en die nu, op of omtrent Droogbak, ’t welk toen nog buiten de Stad lag, waren aan Land gestapt. Men hieldt zich over en weder vreemd, kwam in gesprek, en eindelijk in woorden, die zo hoog liepen, dat de degens uit de scheden raakten. De Wagt van de Poort hier op toeschietende, om hen te scheiden, ligtten ze het masker af. Men valt gelijkerhand op de Amsterdammers aan, doodt of verjaagt ze, streeft na de Poort, en straks na binnen, onder een schrikwekkend geroep van Victorie! Victorie! Val aan, val aan! De Stad is ons! Alle het Volk in de Schepen tradt nu aan land, en voegde zich bij de overige Vaandels. Op elk, die tegenstand boodt, wierdt geschooten, doch alle de anderen ongemoeid gelaaten.

Onder het juichen van Oranje! Oranje! de Stad is ons! liepen de meeste Troepen na den Dam, terwijl eenigen stal hielden bij het Koornmeetershuisje op de Kolk, welk zij voor ’t Stadhuis aanzagen. Op den Dam ontmoetten de Staatschen merkelijken tegenstand van de Burgers en Soldaaten, die aldaar de wagt hielden.Intusschen deedt HELLING NIET WEinig wonder het agterblijven der zes overige Vaandelen, tot dat hij vernam, dat ze, bij misverstand van den naam Haarlemmerpoort, voor welke Zij bescheiden waren, zich vervoegd hadden voor de Poort te Haarlem. Onder den kloeken weerstand, dien hij binnen Amsterdam vondt, zondt hij, in allerijl, iemand na Haarlem, om zijn Volk te doen aanrukken. Doch, van wegen de overmagt, met welke hij te doen hadt, was hij niet in staat om post te houden. Langs den Nieuwendijk deinsde hij af, tot op de hoogte van de Oude-Haarlemmersluis, daar hij zich, zo goed hij konde, verschanste, in afwagting der zes Vaandelen. Ook zondt hij iemand na Zaandam, aan den Hopman VAN VLIET, DIE ALdaar lag, om versterking; doch deeze kon niet besluiten, op eene mondelinge boodschap, dezelve toe te zenden. Om de Amsterdammers tot staan te brengen, deedt hij wijders eenige briefjes strooien, inhoudende dat het oogmerk zijner komste alleenlijk diende, om hen te herstellen in den ouden welvaart, over welks verval thans algemeen geklaagd wierdt; en indien elk zich stil hieldt, niemand eenig leed zou wedervaaren: daar, integendeel, ingevalle van wederstand, de Stad, aan plonderinge en vlamme, ten beste zou gegeeven worden. Kleine baate, egter, deedt dit alles aan HELLING EN DE Zijnen.

Het agterblijven van hulpe deedt den moed der Stedelingen rijzen; zij speelden nu op de Staatschen uit twee stukjes geschut, en troffen, met een derzelven, den Hopman HELLING DERWIJZe, dat hij dood nederviel. Dit bragt zulk eenen schrik onder zijn Volk, dat het, met verhaasten optogt, ter opene Poorte uit, na buiten vlugtte. RUIKHAVER, DIE IN een huis eene wijkplaats hadt gezogt, wierdt aldaar ontdekt, door iemand, welke hem kende en een doodlijken haat toedroeg, en vervolgens in koelen bloede doorstoken. De veel gewaagde aanslag op Amsterdam liep hier mede geheel te leur.

< >