een vermaard Regtsgeleerde, was de zoon van PIETER VAN GELRE, Secretaris der Stad Thoolen, wiens vader, JACOB VAN GELRE, in het Jaar 1577 gecommitteerd werd, om, volgens de Pacificatie van Gend, de Stad Thoolen aan WILLEM DEN I over te geeven. Deeze, waar van wij hier spreeken, werd gebooren in het Jaar 1622. Schoon hij Lid der Regeering was, begaf hij zig naar 's Hage, om aldaar de practijk te oeffenen, en werd, kort voor zijnen dood, Fiskaal van den Hoogen Krijgsraad. Hij overleed den 23 Februarij in het Jaar 1668. Men heeft van hem een klein digtwerkje, ten tijtel voerende: Vrouwen Lof. Ook wil men dat ’er eenige Psalmen door hem berijmd zijn; dan hier van is geene zekerheid.
P. DE LA REU, Geletterd Zeeland, H. 447.
