Kortvoor den dood van den Hertoge VAN PARMA was hij uit Spanje in de Nederlanden gekoomen, met last om een wakend oog op de zaaken des Konings te houden, en, bij overlijden van den Hertog, ’er de handen aan te slaan. ’Er zijn ’er, die meenen, dat hij zelve bevel had, PARMA van het bewind te onslaan en in hegtenis te neernen, en dat deeze daarom te spoediger den togt naar Frankrijk aannam, zonder zelfs FUENTES gezien te hebben. Na zijn overlijden werd de Landvoogdij, bij voor; raad, aan den ouden Graave PIETER ERNST VAN MANSFELD opgedraagen, schoon de klem der Regeeringe eigenlijk bleef in handen van twee Spanjaarden, FUENTES en IBARRA.
FUENTES, die van een strengen aart was, dreef eerlang door in den Krijgsraad, die zig al het gezag had aangematigd, dat men de vrijwaaringen, ten platten Lande, moest afschaffen, en de gevangenen niet op losgeld stellen, maar zonder genade ten dood brengen. Doch de Staaten verbooden hem die strengheid zeer spoedig. Na den dood van den Aartshertog ERNESTUS; in het Jaar 1595, werd de Graaf VAN FUENTES, bij voorraad, als Landvoogd aangesteld, en door den Koning, eenigen tijd daar na, bevestigd. Zijn bewind was van geen langen duur: want, nog in dat zelve Jaar, droeg FILIPS de Landvoogdij op aan den Aartshertog ALBERTUS.
In het volgende Jaar werden FUENTES en IBARRA naar Spanje te rug ontboden.Zie BOR, XXIX eu XXX Boek der Nederlandsche Oorlogen.