Behalven den Zeedijk, vind men in deeze Provintie, binnenslands, verscheiden andere Dijken, dienende zo om algemeene overstroomingen ingevalle van een doorbraak in den Zeedijk, te voorkomen, als ook om het water van de eene landstreek uit de andere te weeren: hierom zullen wij van deeze een kort verslag geeven. Vooreerst komt in aanmerking de zo genaamde Slagtedijk. Deeze werd allereerst aangeleid, toen het Zeegat, tusschen Vlieland en Ter Schelling, zig begon te verwijden, en Westergoo dus den meesten aansloot van het Zeewater had te lijden: vooral na dat de Middelzee, door opstopping, reeds een groot deel van haar kracht verlooren had.
Deeze Dijk begint aan den Zeedijk, even ten N. W. van Oostenbierum , bij Harlingen , en loopt van daar, tusschen gemelde Dorp in Sexbierum, door Barradeel Zuidwaards aan naar de stroom de Ried, en van daar over de Gitzerdezijl, leggende op de scheiding van Barradeel en Frankeradeel, door laatstgemelde Grietenij, naar Kiesterzijl, en alzo over de Trekvaart naar Harlingen, op de scheiding van Frankeradeel en Wonzeradeel, een weinig ten Westen het Dorp Achlum. Aldaar verdeelt zig deeze Dijk in twee armen; de eene strekt zig daar van ten Noorden , voorbij Achlum naar Paijzijl, en de hoek van de Arumervaart. Van daar Oostelijk, ten Noorden van Tzum, naar Tolmazijl, en voorts, tusschen Koubaard en Waaxens, in Hennaarderadeel, naar Littenszijl, in de Bolswaarder Trekvaart. Van daar weder, om voorbij Hijdaard, Oosterend, Lutkewierum en Bosum, in de Grietenij Baarderadeel, loopende, vereenigt hij zig met den ouden Dijk der Borne, ten Z. W. van laatstgenoem. de Dorp, en loopt van daar ten N. van de Sneeker Trekvaart , op Leeuwaarden, tot op de hoogte van de Krinserarm, of de Dille, onder Qostarwierum en verder voorbij Mantgum, Weidum, Beers en Jellum, tot in Menaldumadeel; daar hij Boxum, Blessum en Deinum, in het Zuiden, voorbij schietende, over Ritzumazijl, of de Trekvaarr van Leeuwaarden op Franeker, wat meer Noord waards, voorbij Marsum, Englum, Beetgum en Belkum loopt; tot dat hij ook Wier en Minnertgaa ter linkerstand gelaaten, en eene scheiding tusschen het Bildt en Barradeel gemaakt hebbende, zig bij Dijkshoek, en dus maar pas een uur gaans boven de plaats van zijn begin, met den Zeedijk wederom vereenigt.
Dus bevat deeze Dijk een groot deel van Westergoo; dat aanleiding gaf dat de lngezeetenen, als door hunnen eigen Dijk ingeslooten, zig voorheen lieten voorstaan, niet gehouden te zijn, om in de kosten tot het onderhoud van den Zeedijk, die van het Bildt naar Makkum gaat, en de Vijfdeelendijk genaamd word, te moeten draagen.De andere tak van den Slagtedijk loopt door Wonzeradeel, en scheidt die Grietenij in twee deelen, Binnen- en Buitendijk genaamd. Vooreerst behoud hij nog den gemelden naam; doch daar na neemt hij andere en vervolgens die van Hemdijk aan, naar de opgedroogde Meeren Wouderhem ea Morrahem, die, nevens meer anderen, door deezen Dijk beslooten worden. Hij schiet, onder dien naam, ten Oosten van ’t Blaauwhuis, en ten Westen van de Dorpen Abbega en Westhem heen, tot aan de Nieuwezijl, onder Oosthem. Deeze bereikt hebbende, vervolgt hij zijnen loop ten Westen der Stad Ylst, langs het water de Geeuw, door Sneek, en
verder tot aan de Gaauwsterzijl, welke haare uitwatering heeft in het Sneeker Meer.
Nevens deezen, heeft men ook den Leppedijk in aanmerking te neemen, als zijnde, op zekere tijden, van zeer veel nut, en wel inzonderheid om het Zuider binnenwater te keeren. Omtrent Bornbergum, tusschen de Grietenijen Opsterland en Smallingerland, neemt deeze een begin, loopt van daar weder Westwaards, en kromt zig vervolgens Zuidelijk naar den stroom de Born. Dus in Utingeradeel komende, loopt hij dien stroom naar Oldenhoorn, Nes, Nesserzijl, voorbij Akrum, Dijkhuisserzijl, Holtingazijl, Molenzijl en Eernzummerzijl, ten Westen van Idaaderedeel, van waar een Dijk, onder den naam van Groendijk, langs de Wetering, of Wijtering, door Rauerderhem voortschiet, tot in Wijmbritzeradeel, daar zig dezelve eerlang, door middel van de Gausterzijl, vereenigt met meergemelden Hemdijk. In de Jaaren 1775 en 1776, hebben de woedende stormen en hooge watervloeden ’s Lands Staaten van Friesland, op de verbetering en verhooging van deeze en andere Dijken, met ernst doen bedagt zijn,
In de laage Oorden van dit Gewest vind men nog andere Dijken, waar van de voornaamste zijn, de Slagtedijk, Haskerdijk, Lindedijk en Kuinderdijk. De eerste loopt door Utingaradeel en Oldeboorn, zo lang de Grietenij is, tot aan de Jouwer in Haskerland; de tweede schiet tusschen de Grietenijen Haskerland en Aengwirden door. De derde, ten Noorden der Linde geieegen, en zig door Stellingwerf-Westeinde strekkende, van Slijkenburg tot op de hoogte van Oltholtpade, dient om het Lindewater, dat, bij sterke en aanhoudende Noordweste winden, wel eens zeer hoog word opgezet, en de aangrenzende laage Landstreeken overstroomen zoude, in zijnen vaart te stuiten. De vierde of de Kuinderdijk doet den zelfden dienst, ten aanzien van ’t water der Rivier de Kuinder of Tjonger, van wier oorsprong en strekking op haare plaats zal gesprooken worden. Veele andere Dijken, aangelegd om uitgedroogde Meeren en Poelen boven water te houden, gaan wij, uit hoofde van de meenigvuldigheid der stoffe, met stilzwijgen voorbij.