Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 14-06-2022

Fresin, karel, heer van gaveren

betekenis & definitie

[/i]was, in het Jaar 1577, met en beneffens den Hertog VAN AARSCHOT, gemagtigd en naar Antwerpen gezonden, om den Aartshertog MATTHIAS, tegen den zin van anderen, de punten voorteleggen, waarop hij tot algemeene Landvoogd zou worden aangenoomen, en die daarop, kort daar na, den eed te Brussel deed. FRESIN vertrok, nevens anderen, in het volgende Jaar, naar [i]St.

Guilain,[/i] om met de Afgevaardigden van ANJOU te handelen; dan men sprak aldaar weinig van voorwaarden. Alleenlijk werd ’er met algemeene woorden gezegd, dat de Hertog in de Nederlanden koomende, met genegenheid ontvangen zoude worden. De Heer VAN GEVEREN die altoos sterk de partij van den Hertog VAN AARSCHOT had aangekleefd, deelde ook, in het Jaar 1579, in zijn ongeval, toen de Geestelijkheid, te Antwerpen, door de burgers ter Stad was uitgeleid. Men ontdekte, bij die gelegenheid, dat FRESIN te Antwerpen woonde; dat hij aldaar met eenige Edelen uit Henegouwen heimelijk verstand gehouden, en beloofd had, den Koning binnen Antwerpen heimelijk dienst te zullen doen.

Hij werd terstond gevat, en naar het Slot van Breda gevoerd, alwaar hij twee Jaaren gevangen bleef. Terwijl hij aldaar zat, had hij, in het Jaar 1581, zig weeten intedring in de gunst der soldaaten, en eenigen, op hoop van groote beloften, te verleiden ten voordeele van PARMA. Deeze, door hem hier van verwittigd, maakte zig bij verrassing meester van Breda; raadende FRESIN den soldaaten, bij verdrag het Kasteel mede overtegeeven: zo als ook geschiedde. Zeker zal hij rijkelijk daar voor beloond zijn geworden, schoon men niets daar van vind aangetekend.Zie Vaderl. Historie, VII Deel, bl. 181, 199, 288, 379.

< >