Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 06-03-2022

EYK, JOHANNES VAN

betekenis & definitie

de vermaarde Kampsche Nederlander, die zig, zo wel als zijn broeder HUBERTUS, en zijne zuster MARGRETA VAN EYK, door de Schilderkonst, in de Nederlanden en door gantsch Europa, vermaard gemaakt heeft. JOHANNES werd geboren, te Mazeik. Van de natuur bijzonder bedeeld, voornamelijk met alle die bekwaambeden, welke tot de Tekenkonst vereischt worden, werd hij de leerling van zijnen broeder HUBERTUS, die hem, in Jaaren, merkelijk overtrof.

Onzeker is het, ondertusschen, wiens onderwijs HUBERTUS, in de Schilderkonst, genoten hebbe: hoewel het waarschijnlijk is, dat bij, die, in het Jaar 1366, reeds, met zijnen jonger broeder, de konst handteerde, zo wel als huune zuster, die zig geheel en al daar aan overgegeeven had, van hunnen Vader zullen onderwezen zijn. Omtrent het gemelde Jaar, bevlijtigden zij zig om de Schilderkonst, met lijm en eiwit, eerst te Florence, in het Jaar 1250, uitgevonden, verder te volmaaken. De beide broeders, dewijl ’er toen geene andere manier van schilderen bekend was, (behalven dat men, in Italië, in Fresco of op natte Kalk arbeidde) vervaardigden veele stukken van lijm en eiverwe. JOHANNES, om de vrugten van zijnen arbeid te plukken, en zig zijne konst te doen betaalen, zette zig te Brugge neder; veele van zijne stukken werden van hier naar andere landen en plaatzen verzonden. Volgens het algemeen getuigenis, was hij een geleerd man, vernuftig in het uitvinden van verscheiden vereischten der kunst, vlijtig in het naspooren van den aart der verwen, en zeer arbeidzaam in de stofschei- en stookkunde. Van hier dat hij eene proeve nam, om zijne toebereide verwen, met een zoort van vernis, zaamengesteld uit eenige oliën, te vernissen; ’t geen hem in zo verre gelukte, dat het ieder behaagde, en zijne stukken eenen tot dien tijdtoe onbekenden glans en luider bijzette, en een geheim bevat te , waarna in Italië lang te vergeefsch gezogt was. ’t Gebeurde hem, na veel tijds en arbeids aan een Tafereel besteed te hebben, dat het paneel, op zijne manier vernist, in de zon om te droogen gesteld zijnde, de voegen van hetzelve, tot zijnen billijken spijt, door de hitte der zon, van een weeken, en het paneel barstte.

Dit deed hem een tegenzin, tegen die zoort van verwe en vernis, opvatten, en besluiten, te onderzoeken, of ’er geen ander vernis te maken ware, ’t welk buiten de zon en in huis konde droogen. Ten dien einde, den aart van veele oliën onderzogt hebbende, bevond hij dat de lijn- en nootenolijsfpoedigst droogden; dezelve op het vuur gekookt hebbende, maakte hij, door het bijvoegen van eenige stoffen, ’er een zeer goed vernis van. Na onophoudelijken arbeid, om de konst meer en meer te volmaaken, bevond hij, dat de verwen, met dusdanige oliën vermengd, zig gemakkelijk deeden temperen, spoedig droogden, droog zijnde het water weêrstonden, en de olij der verwe eenen ongemeenen luister bijzetteden, en die glanzig maakten, zonder dat de Tafereelen het voorgaande vernis behoefden. Ook zag hij, tot zijne verwondering en genoegen, dat de verwe zig dus met olij beter liet verdrijven en verwerken, dan met de vogtigheid van de lijm of het eiwit.

Billijk verheugde hij zig over die allernuttigde uitvinding, van met olijverwe te kunnen schilderen. De Faam bragt, binnen korten tijd, de maare hier van zelfs bij afgeleegene volken. Zijne ontdekking werd zo algemeen toegejuicht, als daarna de uitvinding der edele Drukkonst door LAURENS JANSZ. KOSTER. Dit naamelijk ontbrak alleen, tot dien tijd, aan de konst, om de natuur nader te komen, of genoegzaam te evenaaren. De tijd, waarin deeze ontdekking door hem geschiedde, word, door veelen, bepaald in of omtrent het Jaar 1410. MISSON, in zijne reize, begaat dus eenen misslag, wanneer hij dit op het Jaar 1450 stelt: schoon hij, in den vinder, den zelfden persoon bedoelt, dien hij JANVAN BRUGGE, uit het Land van Gedler, noemt. JOHANNES of JAN, zijn geheim aan zijnen broeder HUBERT bekend gemaakt hebbende, hielden zij deze uitvinding, of liever de bereiding der olijverwen, zorgvuldig verborgen. Zij schilderden te zamen, of ieder afzonderlijk, verscheiden stukken. JOHANNES, schoon de jongste, sreefde, echter, zijnen broeder in de konst verre voorbij.

Het uitmuntendde Tafereel, door hun beide vervaardigd, hangt in de St. Jans Kerk, te Gent, hun besteld, door FILIPS VAN CHARLEROI, anders bekend bij den naam van FILIPS DE GOEDEN, Hertog van Bourgondien, die zijnen Vader, Hertog JAN, in het Jaar 1419, in zijne Staaten opvolgde, en, in het Jaar 1433, Graaf van Holland en Zeeland werd. Deszelfs Vader, Hertog JAN, word verbeeld te paard zittende, op een der deuren. Men meent, dat HUBERTUS dit kunstwerk heeft aangelegd, en dat het door JOHANNES volvoerd is. Anderen zijn van oordeel, dat zij *er beiden de handen hebben aangeslagen; maar dat de oudste broeder, die den 18 September, in het Jaar 1426, Overleed, vóór de voltooijing gestorven is. Tegen over het paard van den Hertog, om geen uitvoeriger beschrijving hier van te doen, ziet men de beide broeders: HUBERTUS, als den oudsten, aan de regterhand, bestaande zijn Hoofddekzel in een vreemden muts, naar de gewoonte van dien tijd, voor omgeslagen, en met kostbaar bont gevoerd. JOHANNES is mede gedekt met een sierlijken muts, bijna als een tulband achter overhangende; en voorts bekleed met een zwarten tabberd; op welken een roode paternoster, met een gedenkpenning, verbeeld is. Verder ziet men in dit Tafereel bijna drie hondert en dertig onderscheidene troniën, waarin men verscheidene gemoedsbeweegingen ontwaar word. Koning FILIPS II vond ’er zo veel behaagen in, dat hij het stuk, door MICHIEL COXY, deed copiëeren, die daarin zeer gelukkig slaagde. FILIPS DE GOEDE betoonde een bijzondere hoogachting voor de beide broeders, inzonderheid voor den jongden, dien hij zelfs tot zijnen geheimen Raad aandelde.

JOHANNES VAN EYK, het kontstuk Voltooid hebbende, keerde van Gent naar Brugge, alwaar ook van hem een konstig Altaarstuk voor handen is. Ongemeen groot was de toevloed van Konstschilders, om zijne konst en nieuwe wijze van schilderen te zien. De Italiaanen, om zijn geheim magtig te worden, spaarden moeite noch kosten; doch alles vruchteloos : tot dat, eindelijk, zekeren ANTONELLA, uit Miessina, de lust bekroop om naar Brugge te reizen, daar het hem ook gelukte het geheim magtig te worden; hij keerde daar mede naar Italië.

JOHANNES VAN EYK, wiens voomaamfte Schilderrttikken, bij VAN MANDER en andere, omstandig beschreven worden, overleed, in een zeer hoogen ouderdom, te Brugge, in het Jaar 1470, en werd aldaar, in de St. Donaaskerk, begraaven. Aan een der Pilaaren leest men een Latijnsch Grafschrift, ’t welk, in het Nederduitsch, de volgende regels uitmaakt.

Hier onder rust Johan , Johan wiens kunstvermogen

Bij kenners achting won
, door sijne deugd beroemd;

Wiens konst ons 't levenlooze als levend steld voor oogen,

En leven geeft aan kruid en veld en Hofgebloemt.


Bij hem moet Phidias, bij hem Apelles dalen:

Voor hem is billijk dat ook Polijcletus zwicht.

Wij mogen thans wat op de Schikgodinnen smeelen,


Die zulk een braaven man ontrukten uit ons gezicht:

Geen traanen helpen hier! 't Is 't onverbiddelijk lot.

Bid, dat zijn ziel in vreugd moog' leven bij zijn' Godt.

< >