van Nerijnen, had gediend, als Vaandraager, in de Kompagnie van zijnen broeder MAXIMILIAAN DE COCK, onder de bende van den Heere VAN BREDERODE, en dus tegen den Koning van Spanje. Hij was, door den Bloedraad van ALBA, benevens vier anderen, uit den Hage gebannen, beschuldigd zijnde van deel gehad te hebben aan het beeldbreeken, zo in de Hoofd- als Kloosterkerk der Predikheeren aldaar. Op dagvaarding niet verscheenen zijnde, werden, volgens Sententie van bannissement, op den 20sten Mei 1568, zijne goederen verbeurd verklaard.
Zie MARCUS, p. 55.