wordt door FREDIGERIUS SCHOLASTICUS, een Schrijver van de agtste eeuwe, Burdipe genaamd, doch, door een misslag van den naschrijver, Burdine voor dien naam gesteld. Want Burdipe of Bourdiep is de rechte naam geweest van den zeeboezem, die zig, na de tijden der Romeinen, eenige eeuwen lang, heeft uitgestrekt, tusschen Oostergoo en Westergoo, en nu, reeds voor langen tijd, in een vetten kleigrond veranderd is.
Bovengemelde Schrijver stelt het gat van deze uitwateringe, daar KAREL MARTEL, in hetjaar 728, met zijne Vloot is ingeloopen, tusschen de twee Ogen of Agen, dat is Eilanden,die hij, onkundig van de eigene naamen, alleenlijk naar hunne gelegenheid, ten oosten en ten westen onderscheid. Het Eiland, dat ten oosten ligt, en nu Ameland heet, noemt hij Austraechia. Burdiep plagt zig, bij het stedeke Uitgong, in zee te ontlasten; welk Uitgong, nu Berlicum, een aanzienlijke haven had. De Abt van Werum noemt dezen inham, op het jaar 1224, Bordina. In het perkamenten boek van Utrecht, van de Dertiende Eeuwe, wordt Friesland daardoor in twee deelen gedeeld. Het toeneemen van de Zuiderzee was oorzaak van het toeslijmen van dezen zeeboezem. Zie ALTING, Not. Germ. Inf. Part. II, p. 31.