Van den oorsprong van dit geslacht vindt men gemeld, dat JOOST, Heer van Bronkhorst, de eerste geweest is, die den naam van Graaf gevoerd heeft; hij overleed in 1553. Men wil dat de Heerlijkheid Bronkhorst haaren oorsprong aan Keizer HENDRIK DEN ZEVENDEN zou verschuldigd zijn, en ook aan zijnen zoon JAN, die, in ’t jaar 1311, Koning van Bohemen geworden is.
Nog zouden de Heeren van Bronkhorst afgedaald zijn uit het geslacht der Roomsche Colonnesen, en van hun de magt ontvangen hebben, om den burg van Bronkhorst, aan den Yssel, tusschen Doesburg en Zutphen, te mogen bouwen; groote munt te slaan, en in hun wapen eenen witten Leeuw, op een rood veld, te mogen voeren: welke Leeuw naderhand met dien van Limburg vermengd is, sedert dat Graaf JURRIAAN VAN LIMBURG, IMM, of ERMGARD, Vrouwe van Wisch, ten huwelijk nam, die de naaste erfgenaame van den kinderloozen JOOST VAN BRONKHORST was. Dit verhaal is ons, door HAMELMAN en TESCHEMAKER, doch zonder bewijs, opgedischt, en mogelijk niet zonder vleijerij. Doch buiten dat is de oudheid en adel van dit geslacht algemeen bekend, zo als wij door het hiervoor bijgebragte versje beweezen hebben. Ook hebben wij Heer JAN VAN BRONKHORST reeds genoemd. De volgende vindt men op de geslachttafel vermeld, en op dezelve ziet men ook, dat de Heerlijkheid Batenburg, door het huwelijk van Heer WILLEM met JOHANNAVAN BATENBURG, aan dit geslachte gekomen is. De Heerlijkheid is daarna overgegaan aan de Graaven VAN HOORN. De Heerlijkheden van Gronsveld en Limburg zijn, door JOHANNA VAN GRONSVELD en LIMBURG, haaren man, DIRK DEN TWEEDEN, aangebragt. Een gedeelte van het Swabische Rhijngraafschap Eberstein, heeft Graaf JAN DE TWEEDE, door zijn huwelijk met SEBILLA, Gravinne van Eberstein, bekomen.PONTANUS, in zijne Geldersche Geschiedenissen, geeft ons den volgenden stamboom van de Graaven van Bronkhorst, Borkulo, Wisch, Batenburg, Limburg, Styrum, enz.
Willem van Bronkhorst, vanwien ik (zegt hij) eerst gewag vinde gemaakt op 1272, had ter gemalinne Johanna van Batenburg; liet deze Heerlijkheid over aan Gijsbert; maar aan den jongsten zoon Diederik, het Slot Batenburg; vanwaar de Heeren van Batenburg hunne afkomst rekenen.
Uit de oudsten zijn gesprooten:
Willem, Heer van Bronkhorst; vader van
Gijsbert van Bronkhorst den Tweeden, die na den dood zijner gemalinne, Hendrina ten Dodinkwaerdt, in het jaar 1347, den verderen eigendom van Borkulo afgekocht heeft van Godaert en Hendrik, erfgenamen van Hendrina. Naderhand, in 1406, is het Slot en de Stad Borkulo allereerst leenplichtig gemaakt aan Otto van Hoije, Bisschop van Munster. Hij heeft geene kinderen nagelaaten.
Fredrik, toegedeeld de Heerlijkheid van Borkulo, zonder lijfsvrucht overleeden.
Catharina, getrouwd met Heer Hendrik, den laatsten uit het huis van Wisch.
Gijsbert, de derde Heer van Bronkhorst, daarna van Borkulo, heeft, in den jaare 1399, met zijnen broeder Frederik bewilligd, dat hij (Gijsbert) na den dood van hunnen van der Willem, zou hebben de vrije Heerlijkheid van Bronkhorst, en Frederik, na den dood van zijnen oom Gijsbert, Borkulo en Lichtenvoorde, zonder hunne zusters iets van de vaste goederen mede te deelen.
Deze Gijsbert heeft geteeld,
Willem, die zijn vaderlijke erfdeel verkreeg omtrent het jaar 1370; leefde nog in 1418, en is zonder kinderen gestorven; dus viel de Heerlijkheid Bronkhorst op zijnen broede Otto.
Gijsbert, die bij verdrag zijner beide broederen, in 1417, van de heerlijke goederen uit geslooten is geworden.
Otto, tweede Heer van Borkulo, uit het huis van Bronkhorst, nam ten huwelijk Agnes, dochter van Heer Hendrik, Heer van Solms en Ottenstein, enz. In het jaar 1418 ontving hij, voor zijn kindsdeel, de Heerlijkheid Borkulo; werd daarna ook Heer van Bronkhorst, en leefde in het jaar 1453, vóór en omtrent welken tijd hij met Hendrik van Wisch, het Steedje Vreeden, en den Bisschop van Munster, groote vijandschap had, en leefde in onlust.
Zijne kinderen waren:
Cunigunda, in het jaar 1467 getrouwd met Heer Hendrik van Homoet en Wisch, die in 1488 de verkooping van Wisch en Homoet toegestaan heeft, bij haaren man gedaan aan den Graave van den Berg.
Jan, Heer van Wisch.
Hendrik, Heer van Wisch, trouwde, in den jaare 1493, met Walburg, Graavinne, dochter van Graaf Oswald van den Berg.
Irmhard van Wisch, echtgenoote van Jurriaan, Graave van Limburg, Heer van Styrum, erfdochter van den laatsten Leenman Joost.
Herman Jurriaan, Graave van Limburg en Bronkhorst, Heer van Styrum, Wisch en Borkulo, die bij eene tweede vrouw, Maria van Hoij, bloedverwante van bovengemelde, gewonnen heeft,
Jacob, Graave van Limburg, die het dingtal te Arnhem allereerst aangevangen heeft, en won bij Maria van Schouwenberg, behalven Jurriaan, Ernst, Vrijheer van Wisch.
Herman Otto, Graaf van Limburg en Bronkhorst, Commissaris Generaal van de Ruiterij, Oversste van eene bende te paard, Gouverneur van Zutphen, die in dienst van de Staaten Generaal der Vereenigde Nederlanden, zo in zijn jeugd als manlijken ouderdom, veele dappere daaden verricht heeft; ook, in het jaar 1632, in ’t land van Gulik, veroverde. Hij overleed binnen Bergen op den Zoom, den 28sten October 1644.
Otto, Graaf van Limburg en Bronkhorst, Heer van Stijrum, Wisch en Borkulo, Baanderheer des Vorstendoms Gelder en Graafschaps Zutphen.
Gijsbert, tweede zoon van Otto, Heer van Bronkhorst en Borkulo, heeft, in ’t jaar 1477, zijne leenbekentenis te Munster gedaan; zijne vrouw was N. N.
Walburg, heeft de Heerlijkheid van Bronkhorst, ook van Borkulo, afgestaan ten behoeve van haaren oom Frederik. Frederik, derde zoon van Otto, Heer van Bronkhorst, heeft in ’t jaar 1450 de beleening ontvangen, en in ’t jaar 1492 zig in den echt begeeven met Matte van den Berg, dochter van Graaf Oswald van den Berg.
Joost, eerste Graaf van Bronkhorst, en vijfde Heer van Borkulo, werd, in de jaaren 1529 en 1549, beleend met Borkulo, en overleed in 1553, zonder kinderen natelaaten, en den lijftocht aan zijne weduwe Maria, Graavinne van Hoij; zij volgde in den jaare 1579 haaren man in ’t graf.
Hedvig, vierde kind van Otto, had ten man Otto, Graaf van Diepholt.
Rudolph, Graave tot Diephoit.
Frederik.
Rudolph, Graaf van Anholt,
Frederik, Graaf van Diephoit.
Anna Margaretha, Graavinne van Diepholt.