De Admirant VAN ARRAGON trok, nadat bij het bevel in handen gekreegen had, met liet Spaansche leger, bijna twee en-twintig duizend man sterk, in het Stift van Munsyer, alwaar hij, zowel als in de omliggende Steden en Vorstendommen, Schandelijke daaden, geenen krijgsman betaamende, bedreef, of ongestraft liet bedrijven.
WIERRICH Graaf van Daum en Falkenstein, Leenman des H. Roomschen Rijks, deze euveldaaden ontwaar wordende, nam, ter beveiliginge van zijn Huis te Broek, gelegen aan den Rhoer, honderd Soldanten van den Hertog van Kleef, en voegde daarbij honderd en vijftig Boeren, in den waan van daarmede, tegen den gevreesden aanval, te zullen bestand zijn. Doch alzo dit huis den Spanjaarden te veel in den weg lag, berenden zij hetzelve, op den 7den October van het jaar 1568. Nadat de Graaf, op de gedaane opeissching, een weigerend antwoord gegeeven had, begonnen zij geweld te gebruiken, met het te beschieten; waardoor de eigenaar spoedig in de noodzaakelijkheid gebragt werd om hetzelve op voorwaarde overtegeeven. Ten zijnen ongelukke verontachtzaamde hij de waarschouwing, aan hem gedaan, om zig weg te maaken: hij vertrouwde te veel op het woord van de Sauvegarde, hem verleend, uit naame van den Aartshertog en de Aartshertoginne. De eerste schendaad der Spanjaarden was, dat zij al het volk, ’t welk zij ongewapend hadden deeden uittrekken, schandelijk vermoordden. Eén van des Admirants Soldaaten taste den Graaf zelven aan; rukte hem den hoed van het hoofd, en de kraag van den hals; ontnam hem zijn geweer, en stiet hem vervolgens onder de paarden; doch de Graaf werd, door eenen der Spaansche Kapiteinen, op dat oogenblik ontzet. Daarop vielen de Soldaaten in woede op liet huis aan, plunderden en vernielden alles wat ’er in was. Na dit alles werd de Graaf, op Zondag den 11den October, gedwongen, met eenige Spanaarden in den hof te gaan, alwaar deze hem, op eene moorddaadige wijze, om ’t leven bragten. De Admirant zogt zig van deze gruwelen nog te zuiveren, zo als men, bij BOR en anderen, omstandig leezen kan.
