dochter van den Hertog VAN MONTPENSIER; eene vrouw, die verdient nader gekend te worden. ’t Is bekend dat Prins WILLEM DE EERSTE zijne tweede echtgenoote, ANNA VAN SAXEN, verstooten, en aan haaren vader te rug gezonden had. De juiste tijd en de reden daar van is niet recht bekend; volgens eenigen zou het om Overspel geschied zijn.
Men zou daar aan geloof kunnen geeven; deels om dat de Prins zig, nog vóór haaren dood, met deze CHARLOTTE in den echt begaf; deels om dat, in het geschrift, door den Hertog VAN MONTPENSIER opgesteld, om over de wettigheid van het huwelijk zijner dochter raad te vraagen, gezegd wordt, dat zij, ANNA, zig tegen haar huwelijk misgaan had. Hoe ’t hier mede zij, de Prins zijne echtscheiding voor de bloedvrienden van Prinses ANNA gewettigd hebbende, zond, staande de vredehandeling van Breda, 1575, den Heer van ST. ALDEGONDE, als Gemagtigde, naar het Hof van den Keurvorst van den Paltz, om het huwelijk tusschen hem en CHARLOTTE te sluiten. ALDEGONDE hierin gedaagd zijnde, geleidde de aanstaande bruid naar Embden, werwaards ORANJE twee weluitgeruste oorlogschepen zond, om haar aftehaalen. Zij kwam in den Briel, alwaar zij door den Prins staatelijk ontvangen en getrouwd werd. Vandaar voerde hij zijne echtgenoote naar Dordrecht, alwaar men haar insgelijks met luister ontving. Dit huwelijk, hoe zeer naar den wensch van ORANJE en ’s Lands Ingezetenen, kon, echter, den laster niet ontgaan: niet zo zeer ten opzichte van den Prins, als van de Prinsesse, om reden dat zij in haare jeugd den geestlijken staat aanvaard had. (Men leeze de woorden, door de Puikdichteresse L.
W. VAN MERKEN, in haare Gedichten, in eenen brief van CHARLOTTE aan WILLEM DEN EERSTEN, haar, als nog in het klooster zijnde, in den mond geleid).
De Spaanschgezinden ontzagen zig ook niet, haar, om dezelfde reden, als eene Bijzit van den Prins aantemerken. ORANJE zelf spreekt ’er dus van, in zijne apologie, p. 72 en 73:
„Dat ’er geweest zijn, die de eer van syne gemalin hebben willen schenden (om dat zij zig voorheen tot den geestelijken stat begeeven had), maar dat de Hertog van Montpensier, haar vader, die een goed ijverig Roomschgezinde was, de saak door de voornaamste Raaden van het Parlement van Parijs, en door eenige Bisschoppen en geleerde mannen had laaten overweegen, en dat bij dezelven verstaan was, indien ’er al eenige gelofte door zijne Gemalin gedaan was geweest, dezelve van rechtswege nietig en van geenre waarde was, als geschied zijnde in haar kindsche jaaren.”
Doch laaten wij deze zaak wat nader beschouwen. De moeder van CHARLOTTE DE BOURBON was heimelijk den Gereformeerden Godsdienst toegedaan, en in denzelven had zij, van vroeg af, buiten kennis van den Hertog, haare dochter doen onderwijzen. De vader stak haar, om zijn huisgezin te ontlasten, tegen den zin van de Hertoginne, in een Klooster; doch eer zij het Geestslijk gewaad aannam, betuigde zij, in tegenwoordigheid van de Priorinne en eenige geestlijke Dochters van de Abdij van Jouarre, dat zij haare gelofte gedwongen deed, en alleenlijk om haaren vader te gehoorzaamen. Onder die betuiging het kleed aangedaan hebbende, werd zij eerlang Abdisse van Jouarre, en leefde in dien staat bijna dertien jaaren; na welken tijd zij het geestlijk gewaad moede geworden zijnde, de Abdij verliet en zig heimelijk naar het Hof van den Keurvorst van den Paltz begaf, alwaar zij wel ontvangen werd, en openbaare belijdenis van den Gereformeerden Godsdienst deed.
LOUIS, Hertog van Montpensier, haar vader, dit verstaan hebbende, zond den President DU THOU aan den Keurvorst, om zijne dochter te rug te doen eisschen. De Keurvorst beloofde haar aan den Koning van Frankrijk te zullen zenden, op voorwaarde,dat men haar in het stuk van den Godsdienst ongemoeid zou laaten. Doch de Hertog was zo sterk op den Roomschen Godsdienst gesteld, dat hij haar op die voorwaarde niet begeerde te zien; dus bleef zij bij den Keurvorst, tot dat haar huwelijk met ORANJE, waarin de Hertog bewilligde, geslooten werd.
In het jaar 1580 verzoende de vader met zijne dochter, en gaf haar boven dien een eerlijken bruidschat. Deze vrouw, die den roem had van eene uitmuntende schoonheid te zijn, en verstand, deugd en andere fraaie hoedanigheden te bezitten, smaakte, onder alle de wederwaardigheden, waarin zij met haaren Vorstlijken Gemaal deelde, het ongelukkig lot, dat de Prins, in den jaare 1582, te Antwerpen, gelijk bekend is, zwaar gekwetst werd. Schoon hij daarna wederom in het openbaar verscheen, had de Prinses zig, geduurende den tijd van 's Prinsen bedlegering, zodanig afgemat, dat zij, op den 5den van de maand Mei, door een heete koorts in ’t graf gerukt werd.
Uit haar huwelijk waren voortgekomen zes dochters:
I). LOUISA JULIANA VAN NASSAU, gehuwd met FREDRIK DEN VIERDEN, Keurvorst van de Paltz.
II). ELISABETH VAN NASSAU, gehuwd met HENRIJ DE LA TOUR, Hertog van Bouillon.
III). CATHARINA BELGICA VAN NASSAU, die in den echt trad met PHILIP LOUIS, Graaf van Hanau.
IV). CHARLOTTA BRABANTINA VAN NASSAU, Gemaalin van CLAUDE, Hertog de la Trimouille en Thouars.
V). FLANDRIANA VAN NASSAU, die, met haare zuster CHARLOTTA, naar Frankrijk, gereisd zijnde, aldaar den Roomschen Godsdienst omhelsde, en Abdisse van St. Cruis binnen Poitiers werd.
VI). EMELIA VAN NASSAU, gehuwd met FREDRIK CASIMIER, Hertog van Lansberg, uit het huis van Tweebrugge. Het afbeeldzel van deze Vorstinne, op dezelfde grootte als dat van den Prins, is door COLTIUS zeer fraai in ’t koper gebragt.