geboren te Dordrecht (doch onzeker wanneer), en opgevoed te Amsteldam, was een der vermaardste leerlingen van den grooten REMBRANT. Van BOL wordt getuigd, dat natuur en fortuin hem even gunstig waren, waardoor hij dan ook roem en voordeel genoot.
Hij was een groot meester, niet alleen in ’t schilderen van natuurlijke en krachtige Portraiten, maar ook van andere stukken, waarvan de zulke, welke in de voornaamste gebouwen van Amsteldam te vinden zijn, getuigen; inzonderheid die stukken, die nog dagelijks op het agtste wereldwonder, van alle kunstkenneren, met verrukkinge beschouwd worden; onder andere die in de Raadkamer boven den schoorsteen, in Schepens kamer, en bovenal in het vertrek van Burgemeesteren; waarop de groote VONDEL dit bijschrift gemaakt heeft.Fabricius houd stand in Pijrrhus legertenten;
Het gout verzet hem niet, door schandelijke zucht,
Noch Elefants gebruisch, en felle dreigementen.
Zo zwicht geen man van Staat, voor gaven noch geschenken.
Hij storf, na zijnen naam, door zijne kunst, der onsterfelijkheid gewijd te hebben, in het jaar 1681, in een goeden ouderdom. Zijn afbeeldzel gaat door hem zelven, in den trant van REMBRAND, als mede op andere wijzen, in prent uit.
Zie HOUBRAKEN, I. Deel.