Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

BOEL, Boele of Boelens

betekenis & definitie

een vermaard Amsteldamsch geslacht, dat veele mannen van aanzien, die hunne geboortestad en vaderland uitmuntende diensten beweezen hebben, voortgebragt heeft. Op het jaar 1470 vindt men BOEL BOELENS DIRKSE gemeld, als stichter van een Vicarij op [i]St.

Pieters Altaar[/i], in de Oude Kerk. Zijn Zoon DIRK BOEL DIRKSZ wordt, in ’t jaar 1477, als Burgemeester gemeld. Deeze had één Zoon, KLAAS BOELEN, die Prieser was, en in ’t jaar 1515 overleed, en ééne Dochter, die Nonne was in ’t Klooster van Bethaniën. ANDRIES BOELEN DIRKSZ bekleedde, in 1497, niet alleenlijk de Burgemeesterlijke waardigheid, maar had ook de eer, als voorzittend Burgemeester, Hertog FILIPS VAN BOURGONDIEN, als Graaf van Holland, bij zijne huldiging, den eed afteneemen.

DIRK JACOBSE BOEL, de oude en de jonge, stichtten, in ’t jaar 1500, een Vicarij op een der Gilde Altaaren, in de Nieuwe Kerk. ANDRIES BOELENSZOON, in het jaar 1566 gesteld onder hen, die de Hervorming toegedaan waren, werd, door de regeering, als één der bemiddelaars gekoozen, tot het beraamen en vaststellen der Keure, op het bewaaken der Stad, geduurende de beroerte der beeldstorming. Dan BOELENS en PAAuw, als hoofden van de oude Kloveniers Schutterij, weigerden dit zo lang, tot dat de Wethouderschap beloofde, hun daarvoor schadeloos te zullen houden, zo als dan ook, door een acte van Burgemeesteren, geschiedde; doch hoedanig hierin woord gehouden werd, hebben wij reeds elders vermeld.

In het volgende jaar (1567) vindt men melding gemaakt van KLAAS BOELENSZ, in de Hamburg, als den geenen, die de dubbelhartigheid van Burgemeester JOOST BUICK ontdekte, hem den nachtrok opentrok, en aan zijne medestanders deed zien, dat de Burgemeester onder dezelven met een Maliënkolder gewapend was. Zie verder BUICK, (Joost).

HENDRIK BOELENSZOON werd, met de verandering der Regeering, 1578, Schepen der Stad Amsteldam, en JAN KLAAS BOELENSZ bekleedde, 1587, de waardigheid van Burgemeester, en moest met de andere Burgemeesteren, allen mannen, die, om de waarheid van den Godsdienst, die zij beleeden, veel geleden hadden, ter hunner smerte zien en hooren, dat sommige Predikanten, die door LEICESTER bedrogen waren, de stoutheid durfden neemen, hun op den predikstoel aftemaalen, als zulken, dien de welstand van ’t land weinig ter harte ging.

In het jaar 1561 bood, (gelijk ik in mijne Amsteldamsche Jaarboeken gezegd heb), HENDRIK PAULUSZ BOELENS den Raad aan een somme van drie duizend guldens, ter oprichtinge van een Dol- of Krankzinnig-huis, over welks bouwing hij het voornaamste opzicht had.

Op de naamlijst der Amsteldamsche Regeeringe vindt men de BOELENS van ’t jaar 1420 tot 1680 gemeld.

< >