Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 15-03-2024

BLEIJSWIJK, Dirk of Theodoor van

betekenis & definitie

Evertsz., boven mede genoemd, beving de lust, om, zo als door zijn Ed. zelven, in de Voorrede, gezegd word, de beschrijving zijner geboortestad te onderneemen; om reden dat hem daartoe meer gelegenheid openstond, dan wel aan anderen; aangezien hij meester was van de voorrechtten, keuren, inzettingen, oude gedenkstukken, hem van zijne voorouderen toegekomen. Als men de optelling van de hier bovenstaanden nagaat, wordt de waarheid daarvan ten volle zeker: als ook om dat, door verscheidene eerampten, door hem bekleed, hem de toegang tot de Stads Archiven vrij stond.

Zij, die bezitters van onze Stads beschrijvingen zijn, weeten hoe wel uitgewerkt en nuttig die van zijn Ed. is. In twee deelen, in 4to. versierd met fraaije prentverbeeldingen, is dezelve in het jaar 1667 uitgegeeven. Het afbeeldzel van deezen Heer VAN BLEIJSWIJK, dat men voor sommige afdrukken vindt, is in zwarte kunst. Uit het omschrift daarvan blijkt dat zijn Ed. overleed in 1671, in den ouderdom van dertig jaaren.

Na dit werk kwam, in het jaar 1729, eene tweede beschrijving van Delft, in folio, met plaaten, ten voorschijn, bijeengebragt door verscheidene liefhebbers en kenners der Nederlandsche Oudheden. De schaarsheid van de eerstgenoemde, zeggen de zamenstellers van deeze, één der redenen te zijn, die hun daartoe aangespoord hebben. Ook zeggen zij, het voetspoor van den Heer VAN BLEIJSWIJK gevolgd te hebben, en dat zij hunne nadere ontdekkingen op de behoorlijke plaatsen hebben ingevoegd. Schoon men nu in deeze veele zaaken vindt, die men in de eerste te vergeefs zoeken zou, blijft, echter, bij de boekbeminnaars die van BLEIJSWIJK het meeste geacht, en de hoogste in prijs.

< >