Heer van Castricum, welke, in Amsteldam, even als zijn Vader, de Heer EGIDIUS VAN DEN BEMPDEN, en verdere Voorzaaten, de aanzienlijkste Ampten bekleed heeft; zijnde tevens vermaagschapt aan de aanzienlijkste Geslachten. In ‘t Jaar 1720 was hij Commissaris; in 1723 werd hij tot Raad der Stad verkoozen; in het Jaar daar aan volgende tot Schepen, en in 1738 beklom hij den eeretrap van Burgemeester; welke hoog aanzienlijke waardigheid door hem insgelijks werd bekleed in 1741 en 1747, in welk laatste Jaar Zijne Hoogheid de Prins van Oranje, WILLEM DE VIERDE, na dat Hij tot Stadhouder van de Republiek aangesteld was, bij zijne komst binnen deeze Stad, door de Burgemeesters CORVER en VAN DEN BEMPDEN, verzeld van den Pensionaris STAAL, begroet werd.
De Heer VAN DEN BEMPDEN overleed, na het doorstaan van veele moeijelijkheden met de toen misnoegde Gemeente, den 20 Januarij 1748.