van al hun regt op Holland. Dit opschrift doet ons duidelijk zien, dat de zaak wel waardig is, in ’t kort verhaald te worden. Na het ombrengen van Hertog Godevaart van Lotharingen, bekend bij den naam van Goverd met de Bult, werd het gebied over Holland en over de Abtdij van Egmond, door Bisschop WILLEM, aan wien het reeds te vooren, in het Jaar 1065, door Keizer HENDRIK onwettig geschonken was, aangenoomen.
Het bleef, echter, niet lang in zijne magt, alzo hij, WILLEM van Gelre, den gezegden Godevaart, binnen den tijd van twee maanden, naar de eeuwigheid volgde. Robbert de Fries kreeg dus gelegenheid, om zijnen behuwdzoon, Graaf DIRK DEN V, in het bezit van die goederen te herstellen, die hem van zijnen Vader FLORIS DEN I, waren nagelaten. Graaf DIRK, gesterkt met de magt van ROBBERT, en van alle de gevlugtte Hollandsche Edelen, die hem waren toegedaan, verzamelde met hun een schoone bende Vlaamsche Boogschutters, en kwam daarmede in Holland , ’t welk toen zonder Opperhoofd, en vol verdeeldheid was. KOENRAAD zat op den Bisschoppelijken zetel; doch had nog geen tijd gehad, zig daarop te vestigen. DIRK, wetende dat al zijn hoop bestond in de vaardigheid, rukte, met al zijne magt, voor het sterke Slot Ysselmonde, gebouwd door Bisschop WILLEM, en waarvan de herkrijging en behoudenis van Holland afging. Aldaar ontmoette hij de magt van den Bisschop, die het Slot met mannenmoed verdedigde, doch, echter, geslagen werd. Van de vlugtenden, die op de hielen gevolgd werden, ontkwamen ’er veelen. GEERLACH, Graaf van Zutphen, helper van den Bisschop, sneuvelde met veele Edelen; doch de Bisschop begaf zig met de rest zijns Legers binnen het Slot.
Dit Slot lag tegen over denYssel, en beschermde den mond dier Rivier. Het was wel voorzien van Volk en Oorlogsbehoeften. En, echter, belette dit den Graaf niet, om, in vervolg zijner overwinninge, het zelve aantetasten; hij bestormde het zo geweldig, dat de Bisschop wel haast begreep, dat hoe hij langer bestormd werd, hoe minder hoop van verdrag ’er voor hem overbleef. Dus vond hij geraaden, Graaf DIRK te laaten verzoeken, met hem in onderhandeling te treeden. Doch deeze, geen gevaar voorziende, vond zulks niet raadzaam; hij maakte Rekening, binnen weinige dagen meester van het Slot te zullen zijn. Dus sloeg hij den Bisschop alle onderhandelinge plat af, ten ware deeze, alle recht, welk de Utrechtsche Kerk, zo van ouds, als uit de gewaande gifte des Keizer, op Holland meende te hebben, met gestaafde Eeden, voor eeuwig afstond; en dat hij, Graaf DIRK , door den Bisschop hersteld werd in alle de Staaten, wel wel eer, door zijnen Vader FLORIS bezeeten. De Bisschop, hoe hard dit ook ware, moest daarin bewilligen. Ook vorderde DIRK, dat het Slot ten gronde toe geslegt moest worden.
De Graaf daar na met zegepraal in Holland komende, werd van ieder minzaam ontvangen; hij noemde zig, van dien tijd, dat aanmerklijk is, GRAAF VAN HOLLAND: wij zeggen aanmerklijk, om dat zijne voorzaaten den naam of tijtel van Graaven van Friesland gevoerd hebben; en ook , om dat men mag besluiten, dat deze plegtige Afstand van den Bisschop daar toe geleegenheid gegeeven heeft, naardien de Heerlijkheid Merwede, en de aangeleegene Heerlijkheden, en ook de Groote Zuid-Hollandsche Waard, eigenlijk, ten dien tijde, HOLLAND genaamd werden: een naam, die zig naderhand, in ruimer betekenis, over het geheele landschap dezer Provintie heeft uitgebreid.
ALKEMADE, Munt der Graaven van Holland, fol. 21, 52.