- Bij zijn tijd ten achter zijn (spreekwoord)
- Bij zijn woord blijven als de haas bij de trommel (spreekwoord)
- Bijb. (afkorting)
- Bijdehand zijn (spreekwoord)
- Bijen en horzels breken het spinneweb (spreekwoord)
- Bijko. (afkorting)
- Bijl. (afkorting)
- Bijl. ESH (afkorting)
- Bijl.Hand.I (afkorting)
- Bijl.Hand.il (afkorting)
- Bijval oogsten (krijgen, vinden) (spreekwoord)
- Bijz. RvC (afkorting)
- Bileams ezel slachten (spreekwoord)
- Bin. Lng. m. pr. (afkorting)
- Binac (afkorting)
- Bind het onder je knie (dan hindert het je niet aan je hoofd) (spreekwoord)
- Binfo (afkorting)
- Bing.NC (afkorting)
- Binnen de grenzen blijven (spreekwoord)
- Binnen de palen blijven (spreekwoord)
- Binnen de perken blijven (spreekwoord)
- Binnen de rails blijven (spreekwoord)
- Binnen zijn (spreekwoord)
- Binnen zijn de besten (spreekwoord)
- Binnenpretjes hebben (spreekwoord)
- Binnensmonds mopperen (spreekwoord)
- Bio. (afkorting)
- Bis ad eundem lapidem offendere (spreekwoord)
- Bis dat, qui cito dat (spreekwoord)
- Bison. (afkorting)
- Bista. (afkorting)
- Bitter in de mond maakt het hart gezond (spreekwoord)
- Bitter in de mond, maakt het hart gezond (spreekwoord)
- Bittere tranen schreien (spreekwoord)
- Biv. (afkorting)
- Bjj (afkorting)
- Bjjl. (afkorting)
- Bk (afkorting)
- Bk. v. Onr. Z. (afkorting)
- Bkadr 1994 (afkorting)
- Bkb (afkorting)
- Bkh. (afkorting)
- Bl. et Fing. (afkorting)
- Bl.I.A.V.S. (afkorting)
- Blaast juni in de noordkant, verwacht veel koren op het land (spreekwoord)
- Bladstil zijn (spreekwoord)
- Blaffende honden bijten niet (spreekwoord)
- Blauw bloed hebben (spreekwoord)
- Blauw zijn gelijk een schalie (spreekwoord)
- Blauwe duiven - blauwe jongen (spreekwoord)
- Blauwe duiven krijgen blauwe jongen (spreekwoord)
- Blauwe duiven, blauwe jongen (spreekwoord)
- Blb (afkorting)
- Bleke zonnen en lachende mouwen - zijn niet te betrouwen (spreekwoord)
- Bleu zijn (spreekwoord)
- Blijde zijn gelijk een kermishondeken (spreekwoord)
- Blijde zijn met de blijden (spreekwoord)
- Blijf in dat vaarwater (spreekwoord)
- Blijf je zo? (spreekwoord)
- Blijf uit mijn kielwater (spreekwoord)
- Blijf uit mijn vaarwater (spreekwoord)
- Blijf uit zijn kielwater, of gij raakt in zijn zog (spreekwoord)
- Blijf uit zijn kielwater, of je raakt in zijn zog (spreekwoord)
- Blijven doet beklijven (spreekwoord)
- Blijven zitten (spreekwoord)
- Blind zijn voor eigen gebreken (spreekwoord)
- Blinde heidenen (spreekwoord)
- Blinde leidslieden der blinden (spreekwoord)
- Blinken gelijk een hesp (spreekwoord)
- Blinkende zonden (spreekwoord)
- Blode bonden blaffen veel (spreekwoord)
- Bloed in ’t oor hebben (spreekwoord)
- Bloed voor het hart krijgen (spreekwoord)
- Bloed voor ’t hart krijgen (spreekwoord)
- Bloeden als een meelzak (spreekwoord)
- Bloeden als een rund (spreekwoord)
- Bloedgeld ontvangen (betalen) (spreekwoord)
- Bloedjes van kinderen (spreekwoord)
- Bloeien als een roos (spreekwoord)
- Bloemen zijn geen vruchten (spreekwoord)
- Bloemen zijn op elke weg te vinden, maar ieder kan er nog geen krans van winden (spreekwoord)
- Bloemen zijn op elke weg te vinden, maar niet ieder kan er een krans van winden (spreekwoord)
- Bloso (afkorting)
- Blozen als een stokvis (spreekwoord)
- Blozen alsof men de hel geblazen hadde (spreekwoord)
- Blozen gelijk een kriek (spreekwoord)
- Blozen gelijk een stokvis (spreekwoord)
- Blozen tot achter de oren (spreekwoord)
- Blozen van schaamte (spreekwoord)
- Bluf slaan (spreekwoord)
- Blust de vonken vóór de vlam, schut de schapen vóór de dam (spreekwoord)
- Blut zijn (spreekwoord)
- Blz (afkorting)
- Bmw (afkorting)
- Bo (afkorting)
- Bo. (afkorting)
- Bobeva. (afkorting)
- Bobob. (afkorting)
- Bod. (afkorting)
- Bodepa (afkorting)