Ensie

Bella gerant alii, Protesilaus, amet! (spreekwoord)
Bellaque matribus detestata (spreekwoord)
Bellum omnium contra omnes (spreekwoord)
Bellum omnium pater (spreekwoord)
Bellum se ipsum alit (spreekwoord)
Belofte is een hemd der dwazen (spreekwoord)
Belofte maakt schuld (spreekwoord)
Beloften al te veel en groot, die blijven onderwegen dood (spreekwoord)
Beloften half gedaan zijn haast in rook vergaan (spreekwoord)
Beloften, al te veel en groot, blijven onderwegen dood (spreekwoord)
Beloken Pasen (spreekwoord)
Beloven en doen (of: houden) is twee (spreekwoord)
Beloven en doen zijn twee (spreekwoord)
Beloven en geven is twee (spreekwoord)
Beloven en houden is twee (spreekwoord)
Beloven en niet doen is als een uitgeknepen citroen (spreekwoord)
Belwlv (afkorting)
Belwp (afkorting)
Belwv (afkorting)
Bemint uw gebuur, maar doet uw haag niet uit (spreekwoord)
Bemoei je met je eigen zaken (spreekwoord)
Ben W (afkorting)
Ben ik mijns broeders hoeder? (spreekwoord)
Ben ik niet geroepen om ganzen te hoeden, laat het ganzekens wezen (spreekwoord)
Ben je (een haartje) beduiveld, belatafeld, besuikerd, betoeterd, bevroren, gek, idioot, krankzinnig (spreekwoord)
Ben je bezestigd? (spreekwoord)
Ben je een haartje beduveld? (spreekwoord)
Ben je schelm of ben je dief - heb je geld, ik heb je lief (spreekwoord)
Ben je schelm of ben je dief, heb je geld, ik heb je lief (spreekwoord)
Ben je zestig? (spreekwoord)
BenGH (afkorting)
BenGH-Verdrag (afkorting)
BenGH-reglement (afkorting)
BenU (afkorting)
Benas. (afkorting)
Bene cogitata, si excidunt, non occidunt (spreekwoord)
Bene facta in luce se conlocari volunt (spreekwoord)
Bene ferre magnam disce fortunam! (spreekwoord)
Bene vixit, qui bene latuit (spreekwoord)
Beneden alle kritiek zijn (spreekwoord)
Beneden iemands waardigheid zijn (spreekwoord)
Beneden nul zijn (spreekwoord)
Beneden zijn anker vervallen (spreekwoord)
Benefacta male locata male facta arbitror (spreekwoord)
Beneficia non obtrunduntur (spreekwoord)
Beneficie van inventaris (spreekwoord)
Benego (afkorting)
Benelux (afkorting)
Benelux. (afkorting)
Benen gelijk trommelstekken (spreekwoord)
Benen hebben als een ooievaar (spreekwoord)
Benieuwd zijn waar dat schip stranden zal (spreekwoord)
Benjamin-af zijn (spreekwoord)
Benth. (afkorting)
Beproeft alle dingen en behoudt het goede (spreekwoord)
Beproeft uw schouders eer gij draagt (spreekwoord)
Ber.w (afkorting)
Ber.w. (afkorting)
BerTA (afkorting)
Beraamd en bereid (spreekwoord)
Bereisde Roel (spreekwoord)
Bereisde Roel zag op zijn togten (spreekwoord)
Beren op de weg zien (spreekwoord)
Berg. (afkorting)
Bergen en dalen ontmoeten elkaar niet maar mensen wel (spreekwoord)
Bergen en dalen ontmoeten elkaar niet, maar mensen wel (spreekwoord)
Bergen en dalen ontmoeten elkander niet, maar mensen wel (spreekwoord)
Bergen verzetten (spreekwoord)
Berl. Ztg. a. (afkorting)
Bern. Conv (afkorting)
Bern. Conv. (afkorting)
Bernh. (afkorting)
Beroerder Israëls (spreekwoord)
Berooide beurs, berooide zinnen (spreekwoord)
Berouw komt na de zonde (spreekwoord)
Berouw komt steeds te laat (spreekwoord)
Bert. Börsenc. (afkorting)
Bertol. (afkorting)
Berw (afkorting)
Besch (afkorting)
Besch. (afkorting)
Besch. Just (afkorting)
Besch. Just. (afkorting)
Beschaamd afdruipen (spreekwoord)
Beschaamd zijn gelijk een peerd dat zijn kerre omgeworpen heeft (spreekwoord)
Beschaamde vrijers maken onbeschaamde vrijsters (spreekwoord)
Bescheidenheid is een mooie eigenschap, zonder welke je het evenwel verder brengt (spreekwoord)
Bescheidenheid is niet een van zijn grootste deugden (spreekwoord)
Bescheidenheit ist eine Zier (spreekwoord)
Bescheten koe, bescheten kalf (spreekwoord)
Beschonken zijn (spreekwoord)
Besl. 1925 S 484 (afkorting)
Besl. Div.Bel (afkorting)
Besl. Div.Bel. (afkorting)
Besl. IB'41 (afkorting)
Besl. WB '40 (afkorting)
Besl. beL.inst (afkorting)
Besl. beL.inst. (afkorting)
Besl. i.b.g.voorw (afkorting)
Besl. oproep verzschr.proc (afkorting)