Inheemse dieren

Gedigitaliseerd Ensie (1950)

Gepubliceerd op 04-01-2023

Hoe conserveert men verzamelde dieren?

betekenis & definitie

Het prepareren (opzetten) en conserveren (houdbaar maken) van dieren

Zeer eenvoudig is de preparatie bij schelpen van slakken en tweekleppigen: hetzelfde geldt voor beenderen en overeenkomstige harde delen, die men droog kan bewaren. Voor het opbergen van de schoongemaakte onderdelen zijn stapelbare doosjes van doorzichtig plastic zeer praktisch. Iedere vondst wordt vanzelfsprekend voorzien van een etiket met daarop aangegeven de exacte vindplaats, de datum en zo mogelijk ook de naam. Wil men zijn verzameling permanent tentoonstellen, dan kan men de schelpen en slakkehuizen op zwarte vellen papier lijmen en deze vervolgens weer op grotere platen kunststof (afmeting 40 x 60 cm) prikken. Kleine dieren die meer of minder ernstig beschadigd zijn, moet men doden. Hiervoor brengt men in een flesje met wijde hals, dat goed kan worden afgesloten, een papieren zakdoekje, druppelt hierop wat ether (azijnzure ethylester) of tetra, doet vervolgens de dieren hierin en laat het flesje ten minste twintig minuten afgesloten staan. Onmiddellijk daarna moeten de dieren geprepareerd worden.

Uitgedroogde en stijf geworden insekten prepareert men na ze in een vochtige ruimte opnieuw week gemaakt te hebben. Om schimmelvorming te voorkomen, voegt men enkele druppels formol of wat thymol toe. Na ongeveer twee dagen zijn de stijve gewrichten weer buigzaam. Poten en tasters kan men gemakkelijk in de juiste positie buigen en zonodig m.b.v. spelden in die stand fixeren (niet door de ledematen heenprikken!).

Insekten die langer zijn dan 5 mm, prikt men op m.b.v. roestvrij stalen insektenaalden. Deze moeten zo dun mogelijk zijn, maar zo stevig dat ze tijdens het opprikken niet krombuigen (het meest gebruikte formaat is nr. 0). Er bestaan vaste regels voor de plaatsen waar bij iedere insektengroep de naalden moeten worden gestoken; vaak is dit rechts van het midden van het lichaam, dikwijls ook in het centrale gedeelte van het borststuk.

Vlinders prikt men eerst op en pas dan spreidt men de vleugels uit op een speciaal spanplankje. Hiervoor gebruikt men strookjes glad perkamentpapier. De vleugels niet met de vingers aanraken! De perkamentstrookjes trekt men met duim en wijsvinger van de linkerhand strak en steekt ze vervolgens vast met spelden, zodra de vleugels in de goede positie staan, d.w.z. zodra de achterrand van de voorvleugels en de voorrand van de achtervleugels een hoek van ca. 90° maken met het lichaam. Ook libellen en andere gevleugelde insekten kan men zo opspannen. Echt noodzakelijk is dit bij deze laatste echter niet.

Kleinere insekten (lengte minder dan 5 mm) plakt men op stukjes wit karton die men op hun beurt m.b.v. spelden vastprikt, bijv. in platen piepschuim (1-2 cm dikte), die voor een prikje te koop zijn in doe-het-zelf-zaken. De gedroogde dieren worden bewaard in dozen, waarin men een dergelijke plaat piepschuim opbergt nadat men wat insektenverdelgingsmiddel heeft toegevoegd. Het allerbeste zijn natuurlijk de speciale insektendozen, die men op elkaar kan stapelen. Alle geprepareerde insekten moeten in een beslist droge ruimte worden bewaard (schimmelvorming!).

Dieren en delen van dieren die niet droog kunnen worden bewaard (wegens het gevaar van krimpen) conserveert men in bijv. 70-80%-ige alcohol (hiervoor verdunt men brandspiritus) of in een 4%-ige formoloplossing (één deel formol van 40% op negen delen water). Dit is vooral geschikt bij het houdbaar maken van de volgende dieren: sponzen, holtedieren, wormen, weke kreeftjes, spinnen, duizendpoten, weke insekten, schelpdieren en slakken met weke delen, stekelhuidigen, vissen, padden en reptielen. Voor dieren, waarvan het lichaam voor het grootste gedeelte uit water bestaat, verdient formaline de voorkeur, voor sterk kalkhoudende dieren alcohol. Om te grote verdunning van het conserveringsmiddel te voorkomen, moet het volume bewaarvloeistof ten minste tienmaal zo groot zijn als dat van het dier dat men erin wil bewaren. Kreeften met een hard pantser kan men na enkele dagen uit de conservenngsvloeistof halen en verder droog bewaren. Het is het beste als men ze dan nog eens extra inspuit met een 35-40%-ige formoloplossing. Gewervelde dieren snijdt men aan de buikzijde wat open om de formol te laten intrekken.

De preparatie van vogels en zoogdieren is niet zo eenvoudig. Wegens plaatsgebrek kunnen wij hier slechts in het kort aangeven hoe men daarbij te werk dient te gaan. (Uitvoerige preparatietechnieken kan men vinden in: Prepareren van J. G. Th. van Nes, uitg. Thieme, Zutphen.) Een enkele maal bereikt men bij deze diergroepen met een eenvoudige methode al een bevredigend resultaat, nl. door het inspuiten van een 35-40%-ige formalineoplossing. Geschikte objecten voor deze methode zijn kleine vogeltjes, kleine zoogdieren, vleugels van vogels, poten van middelgrote dieren.

Met een injectienaald (inhoud ca. 5 mm, voortaan uitsluitend voor formaline gebruiken!) brengt men de formaline in de grootste spieren en in de ingewanden. Het inspuiten dient voorzichtig te gebeuren! Ogen beschermen! Nadat het dier of

de delen van een dier in de juiste stand zijn gebracht, laat men het geheel drogen. Enige krimping is onvermijdelijk; bij kleinere dieren met een dik veren- of haarkleed valt dit echter nauwelijks op. Vleugels van vogels spreidt men op een blokje hout of een plaatje piepschuim zo goed mogelijk uit en prikt men dichtbij de vleugelbeenderen vast.

Ook de schedels van de meeste gewervelde dieren laten zich gemakkelijk prepareren. In een oude pan kookt men de afgesneden kop ongeveer tien minuten. Vervolgens verwijdert men het grootste gedeelte van spieren, bindweefsel en, via het achterhoofdsgat, de hersenen. Nu legt men de schedel in schoon water en laat hem op een veilige plaats enkele weken staan. Om te voorkomen dat de boel ondraaglijk gaat stinken, moet men het water van tijd tot tijd verversen. Als de weke delen zover vergaan zijn, dat men ze van de beenderen kan spoelen (voorzichtig, geen open wonden in contact brengen met de schedel of het water!), dan bleekt men de schedel in de zon of in een 3%-ige oplossing van waterstofperoxyde (maximaal twee dagen), waarna men hem laat drogen en zo bewaart. Op dezelfde manier kan men ook andere skeletdelen behandelen.

Veren die men vindt op de plukplaats van een of ander roofdier kan men op wit karton plakken. Vleugel- en staartpennen spreidt men daarbij zo voltallig mogelijk en in hun meest natuurlijke volgorde uit; van de overige veervelden zijn enkele fraaie exemplaren voldoende.

Resten die men in braakballen heeft aangetroffen, plakt men op zwart karton.

< >