I laag, rij, gelid, voering, plaat (van bekleding); lapis mas, verguld; kola tudiuh lapis O, vesting met zeven muren; sampai tudjuh lapis anak buahnja, tot in ’t zevende geslacht; kué lapis soort van taart; berlapis aspal, geasfalteerd; berlapis badja, gepantserd(e auto);
berlapis(-lapis),
in lagen, gevoerd, bekleed; geterrasseerd; melapis, zich opstapelen;
melapis(i),
voeren, bekleden, van ’n laag voorzien;
lapisan,
voering, bekleedsel, laag.
II N, lapjes (vlees).