1 tussen(ruimte), tussentijd; ruimte; inter-; medium;
2 terwijl, intussen;
3 O ter hoogte van, dichtbij; antara ada dengan tiada, afwisselend; nu eens wel, dan weer niet, nauwelijks;
antaranja,
1 (diantaranja, antara lain) o.a., onder meer;
2 (dua hari) antaranja, na verloop van (2 dagen); antara-Asia †, inter-Aziatisch; diantara, onder, te midden van, tussen, terwijl;
berantara,
1 met 'n tussenruimte;
2 indirect, middellijk; mengantara, bemiddelen, tussenbeide komen, intermediair zijn; menganlarai, scheiding maken tussen, scheiden;
perantaraan,
1 = pengantaraan, tussenkomst, bemiddeling; dengan perantaraan, via;
2 intermediair, tussenpersoon; bahasa perantaraan, voertaal; saudagar perantaraan, tussenhandelaar;
3 †, verhouding, omgang; perantara, tussenpersoon, bemiddelaar, overbrenger; usaha perantaraan, bemiddelingspoging.