Indonesisch Nederlands woordenboek

W. J. S. Poerwadarminta en dr. A. Teeuw (1950)

Gepubliceerd op 04-10-2024

ada

betekenis & definitie

1 er zijn, aanwezig (zijn), tegenwoordig (zijn), bestaan(d);

2 wel, ja;
3 hebben;

adalah,

1 het geschiedde dat, er was eens;
2 (met functie van Ned koppelwoord) zijn; -> adanja, zo is het; -> adapun, wat betreft; adalah njawa, adalah rezeki, wie dan leeft, wie dan zorgt; adalah adalah sadja, weer wat nieuws; hij heeft, (er is) altijd wat; ada-adanja(kah), hoe is 't mogelijk; seada-adanja, wat er (toevallig) is, (eten) wat de pot schaft;

berada,

1 ergens vertoeven, zich bevinden, verblijven;
2 welgesteld, in goede doen, er warmpjes bij zitten; kalau tidak ada berada, kalau tidak berada-ada (masakan .), als er geen goede reden is, (niet) zonder geldige grond (niet) voor niets …;

mengada-ada,

1 verzinnen, fantaseren, voorwenden, onzin praten;
2 veel pretenties hebben;

mengadakan,

1 scheppen, baren;
2 tot stand brengen, doen ontstaan, in ’t leven roepen, stichten, oprichten;
3 veroorzaken, te weeg brengen, oproepen, aanrichten; mengadakan padjak, belasting heffen; mengadakan pidato, een toespraak houden;

keadaan,

1 (keadaan perang), staat (van oorlog), (keadaan bahaja), (nood)toestand, (keadaan makanan), (voedsel)situatie; status;
2 wezen, gesteldheid, aard, omstandigheid, realiteit; keadaan sekèliling, omgeving; keadaan tenang †, stilleven.

< >