Vladimir van Kiev wordt in Rusland vereerd als de ‘Apostelgelijke’. Hij kreeg zijn bijnaam omdat hij omstreeks 988 zijn volk tot het christendom volgens de Byzantijnse rite bekeerde. De stad Kiev was de eerste hoofdstad van Rusland.
Prins Vladimir begon zijn bewind in 980 met heidense bacchanalen. Hij offerde duizenden van zijn mensen aan heidense goden en had vele vrouwen. Om de eenheid in zijn rijk te bewaren besloot hij dat er een samenbindende factor moest komen; een nieuwe religie. Hij voelde zich aangetrokken tot de islam omdat het voortzetting van vleselijke geneugten na de dood beloofde, maar de onthouding van alcohol ontmoedigde hem. Hij zei dat het in Rusland onmogelijk was om zonder sterke drank gelukkig te leven. Hij wilde zich niet onderwerpen aan de paus. Hij begon veel te voelen voor de orthodoxie toen hij hoorde van de schoonheid van de kerken en de prachtige eucharistievieringen. Vooral de Hagia Sophia in Constantinopel kwam hem als een wonder voor.
In 988 bekeerde Vladimir zich tot het orthodoxe geloof en in 989 moesten al zijn onderdanen zich in de rivier de Dnjepr laten dopen. ‘Zijn vroomheid ging met macht gepaard’, merkte een kroniekschrijver hierover op. In de daaropvolgende dertig jaar werden er alleen in Kiev vierhonderd kerken gebouwd. Men haalde kunstenaars uit Constantinopel om ze te decoreren en om plaatselijke schilders te leren hoe ze iconen moesten maken met het oog op orthodoxe verering. Bij de dood van Vladimir in 1015 was het hele land christelijk. Onmiddellijk na Vladimir qua eerbiedwaardigheid volgen zijn zoons Boris en Gleb, ook heilig verklaard.